Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:222

Zaaknummer

6767

Inhoudsindicatie

Geschil tussen klaagster als werkgever en verweerster als werkneemster. Tuchtrecht van toepassing. Vertrouwen in de advocatuur geschaad door zonder toestemming klaagster dossiers mee te nemen en door niet terstond voor klaagster bestemde stukken door te zenden. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van 6 september 2013

in de zaak 6767

naar aanleiding van het hoger beroep van:

voorheen advocaat te Almere

verweerster

tegen:

advocaat te Almere

klaagster

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 22 maart 2013, onder nummer 08/12, aan partijen toegezonden op 25 maart 2013, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerster de klachtonderdelen a, b en d gegrond zijn verklaard, klachtonderdeel c ongegrond is verklaard en de maatregel van berisping is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA4307.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, voor zover daarbij klachtonderdelen gegrond zijn verklaard, is op 21 april 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- een faxbericht van 30 juni 2013 van A, partner van verweerster;

- een faxbericht van 3 juli 2013 van B, dochter van verweerster, houdende een pleitnota van verweerster.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 5 juli 2013, waar klaagster is verschenen. Verweerster is niet verschenen.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster op 20 december 2010 onrechtmatig diverse dossiers, de kantooragenda en andere zaken van het kantoor van klaagster heeft meegenomen en deze niet alle heeft terugbezorgd, ten gevolge waarvan zowel klaagster als de betreffende cliënten in de problemen zijn geraakt, terwijl verweerster bovendien niet voor een deugdelijke overdracht van de zaken heeft zorg gedragen;

b) verweerster heeft geweigerd de kantoor- en huissleutel aan klaagster af te geven;

c) verweerster tijdens haar dienstverband met klaagster, zonder toestemming, zaken heeft behandeld voor “eigen cliënten”, buiten klaagster om;

d) verweerster niet terstond nadere stukken heeft doorgestuurd aan klaagster, in zaken waarin deze behandelend advocaat was.

4 FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

(i) Verweerster is van 27 april 2007 tot 31 augustus 2007 als advocaat gevestigd geweest in het arrondissement ’s-Hertogenbosch. In 2010 heeft zij zich opnieuw als advocaat gevestigd en is in dienst getreden bij klaagster. Dit dienstverband heeft geduurd van 1 maart 2010 tot 31 december 2010. Klaagster was patroon van verweerster. In het stagevoortgangsverslag van 19 oktober 2010 verklaarden zowel verweerster als klaagster dat de stage voorspoedig verliep.

(ii) Eind 2010 zijn tussen klaagster en verweerster fricties ontstaan. Op 7 december 2010 heeft verweerster zich ziek gemeld. Op 20 december 2010 zou verweerster weer aan het werk gaan. Op deze dag heeft zij in aanwezigheid van haar partner een bezoek gebracht aan het kantoor en heeft zij bij afwezigheid van klaagster enkele tassen met dossiers meegenomen.

(iii) Op 18 januari 2011 heeft een bemiddelingsgesprek bij de deken plaatsgevonden waarbij verweerster enige dossiers heeft terugbezorgd aan klaagster. Zij erkende een tweetal dossiers te hebben achtergehouden. Zij deelde mee deze dossiers niet te kunnen overdragen aan klaagster omdat zij deze dossiers al aan een andere advocaat had overgedragen.

(iv) Op 22/24 februari 2011 hebben klaagster en verweerster een beëindigingovereenkomst gesloten.

(iv) Vanaf 1 februari 2011 tot 1 december 2011 heeft verweerster voor het advocatenkantoor S. B.V. werkzaamheden als advocaat verricht. Per 1 december 2011 heeft verweerster zich laten schrappen van het landelijk tableau van advocaten.

5 BEOORDELING

 5.1 De afwezigheid van verweerster ter zitting.

Verweerster heeft aangedrongen op aanhouding van de mondelinge behandeling van de onderhavige zaak totdat zij hersteld zal zijn van de gezondheidsproblemen die haar verhinderen ter zitting te verschijnen. Het hof heeft uit de overgelegde stukken van haar en haar partner (die arts is) met betrekking tot het aanhoudingsverzoek slechts kunnen vaststellen dat de gezondheidsproblemen van verweerster niet een incidenteel karakter hebben. Van een vooruitzicht op een behandeling in aanwezigheid van verweerster op afzienbare termijn is niet gebleken. Blijkens de stukken van het dossier, waaronder de pleitnota van verweerster in hoger beroep, heeft zij zich inhoudelijk uitvoerig uitgelaten over de klacht. Tegen deze achtergrond ziet het hof geen grond om de behandeling aan te houden.

5.2 Beoordeling van de grieven. 

5.2.1 De eerste grief van verweerster, dat is voorbijgegaan aan het beginsel van hoor en wederhoor doordat zij wegens ziekte niet heeft kunnen verschijnen op de zitting van de raad en de raad haar aanhoudingsverzoek heeft geweigerd in te willigen, faalt. Verweerster heeft blijkens de stukken van de eerste aanleg ampel gebruik gemaakt van haar recht zich schriftelijk te verdedigen tegen de klacht en heeft de gelegenheid benut zich uit te laten over hetgeen klaagster overigens naar voren heeft gebracht. Verweerster heeft voorts de gelegenheid gehad ter zitting van het hof te verschijnen.

5.2.2 De tweede grief, inhoudende dat de raad uitsluitend heeft geoordeeld op basis van de stukken die klaagster in het geding heeft gebracht en is voorbijgegaan aan de door verweerster overgelegde stukken, mist feitelijke grondslag. De grief is tevergeefs voorgesteld.

5.2.3 In de derde grief wordt aangedrongen op een herbeoordeling van de gegrond bevonden klachten onder a, b en d. Daarbij zal het hof al hetgeen verweerster, ook in hoger beroep, naar voren heeft gebracht in de beoordeling betrekken.

5.2.4 Het volgende moet worden vooropgesteld. Het gaat in deze zaak om een geschil tussen klaagster als werkgever en verweerster als werknemer. Naar vaste rechtspraak van het hof is, ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, het advocatentuchtrecht van toepassing. In een dergelijk geval dient de tuchtrechter te toetsen aan de beperkte maatstaf of het vertrouwen in de advocatuur door de gestelde gedragingen is geschaad.

5.2.5 Gelet op hetgeen op grond van de stukken en hetgeen over en weer is aangevoerd en door verweerster is erkend, omtrent de in de klachtonderdelen a en d gestelde gedragingen is komen vast te staan, acht het hof ten aanzien van deze gedragingen voldaan aan de zojuist genoemde maatstaf. Door, kort gezegd, het niet terugbezorgen van zonder toestemming van klaagster meegenomen originele dossiers, waarin zich - naar klaagster voldoende aannemelijk heeft gemaakt - ook authentieke bewijsstukken (konden) bevinden waarvan klaagster geen kopie beschikbaar had of kon hebben (klachtonderdeel a) en door het niet terstond doorzenden van voor klaagster bestemde stukken met betrekking tot procedures waarin klaagster als advocaat optrad (klachtonderdeel d) zijn de belangen van de betrokken cliënten in zodanig zwaarwegende mate in het geding, dat verweerster door haar handelwijze het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Deze klachtonderdelen acht ook het hof gegrond.

5.2.6 Klachtonderdeel b acht het hof ongegrond. Niet valt in te zien dat de enkele omstandigheid dat verweerster aanvankelijk heeft geweigerd de kantoor- en huissleutel aan klaagster af te geven het vertrouwen in de advocatuur kan schaden. Niet is immers gesteld of gebleken dat belangen van cliënten of relaties van klaagster hierdoor (kunnen) zijn geraakt.

5.2.7 Hoewel het hof een onderdeel van de klacht ongegrond acht, is het gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijt dat aan verweerster moet worden gemaakt, eenparig van oordeel dat de door de raad opgelegde maatregel van berisping alleszins passend is en moet worden gehandhaafd.

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 22 maart 2013 met nummer 08/12, doch uitsluitend voor zover daarbij klachtonderdeel b gegrond is verklaard;

en, opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

- bekrachtigt de beslissing, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige.

 

De beslissing is verzonden op 6 september 2013.