Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-07-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3583
Zaaknummer
6212
Inhoudsindicatie
Verwijt deel te nemen aan complot jegens klager en willens en wetens een onjuiste procedure aanhangig gemaakt te hebben, ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 9 juli 2012
in de zaak 6212
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 3 oktober 2011, onder nummer R.3646/11.48, aan partijen toegezonden op 6 oktober 2011, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder, onderdeel a deels gegrond, onderdeel a voor het overige ongegrond en onderdeel b ongegrond is verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 oktober 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de brief van klager aan het hof van 8 februari 2012;
- de brief van klager aan het hof van 23 maart 2012.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 16 april 2012, waar klager zijn verschenen. Na de mondelinge behandeling werd het hof pas duidelijk de verweerder niet behoorlijk was opgeroepen. Bij tussenbeslissing van 27 april 2012 heeft het hof bepaald dat verweerder alsnog in de gelegenheid werd gesteld te worden gehoord. Verweerder is niet verschenen bij daartoe bepaalde mondelinge behandeling op 14 mei 2012. Wel heeft hij op 11 mei 2012 een schriftelijke reactie aan het hof gestuurd. Deze reactie is door de griffie aan klager gestuurd. Op 14 mei 2012 is de uitspraak bepaald op 9 juli 2012.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat:
Klager verwijt verweerder:
a. dat deze willens en wetens een onjuiste procedure aanhangig heeft gemaakt en hij klager onder valse voorwendselen heeft gedwongen de procedure voort te zetten en klager niet op de risico’s van de kort gedingprocedure heeft gewezen;
b. dat hij samen met mr. B., de voormalige advocaat van klager, een complot jegens hem heeft gesmeed met de bedoeling om klager ten onrechte strafrechtelijk veroordeeld te krijgen.
4 FEITEN
In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ´s Gravenhage van 3 oktober 2011 gewezen onder nummer R.3646/11.48, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Aldus gewezen op 14 mei 2012 door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. A. Beker, P.M.A. de Groot-van Dijken, S.A Boele en W.K. van Duren, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A.H. Holm-Robaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2012.