Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:274

Zaaknummer

6901

Inhoudsindicatie

Appel klager niet-ontvankelijk, omdat geen gronden voor het appel zijn aangevoerd.

Uitspraak

Beslissing van 11 oktober 2013

in de zaak 6901

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 27 mei 2013, onder nummer 12-224, aan partijen toegezonden op 27 mei 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerster deels gegrond is verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA4423.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 26 juni 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken in eerste aanleg;

- de brief van verweerster aan het hof van 2 september 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 september 2013, waar geen van de partijen is verschenen.

3 DE BEOORDELING

Artikel 56 lid 3 van de Advocatenwet bepaalt dat beroep moet worden ingesteld door het indienen van een met redenen omklede memorie. Klager heeft het in zijn beroepschrift over de civielrechtelijke aansprakelijkheid van verweerster, maar voert in het geheel geen gronden aan tegen de beslissing van de raad. Wel heeft hij nog om uitstel verzocht tot eind juli ‘om alles goed te kunnen stroomlijnen’. Nu er binnen de appeltermijn geen gronden zijn aangevoerd dient klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit hoger beroep.

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 27 mei 2013, gegeven onder nummer 12-244.

 

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, A.H.A. Scholten, G.J. Niezink en A.A.H. Zegers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2013.