Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:218
Zaaknummer
6994
Inhoudsindicatie
Hoger beroep niet-ontvankelijk nu klager geen gronden naar voren heeft gebracht.
Uitspraak
Beslissing van 7 juli 2014
in de zaak 6994
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 4 november 2013, onder nummer
13-113, aan partijen toegezonden op 4 november 2013, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder klachtonderdeel a ongegrond is verklaard en klachtonderdeel b niet-ontvankelijk.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI: TADRARN:2013:99.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 24 november 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- brief van verweerder aan het hof van 21 mei 2014.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 juni 2014, waar geen van de partijen is verschenen.
3 BEOORDELING
3.1 Klager heeft een aantal brieven/e-mails naar het hof gestuurd met de mededeling dat hij hoger beroep instelde tegen de in dit beroep bestreden beslissing van de raad. Ondanks verzoeken van de griffier van 26 november 2013 en 28 november 2013 heeft klager zijn gronden van beroep niet kenbaar gemaakt.
3.2 Artikel 56 lid 3 van de Advocatenwet luidt: Het beroep wordt ingesteld bij met redenen omklede memorie,….
Nu klager geen gronden naar voren heeft gebracht die het hof kan beoordelen, dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 4 november 2013
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. M. Pannevis, M.L.J.C. van Emden-Geenen, T.H. Tanja-van den Broek en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2014.