Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:273

Zaaknummer

7340

Inhoudsindicatie

Artikel 56 lid 3 Advocatenwet schrijft voor dat het beroep bij met redenen omklede memorie wordt ingediend.

Uitspraak

Beslissing

van 24 augustus 2015

in de zaak 7340

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing in verzet van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage (verder: de raad) van 25 augustus 2014, onder nummer R.4418/14.4, aan partijen toegezonden op 26 augustus 2014, waarbij van een klacht van klager tegen verweerster het verzet gegrond is verklaard en de klacht ongegrond. 

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2014:210.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 31 oktober 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster;

-    schrijven van klager aan het hof van 1 december 2014;

-    schrijven van de griffie van het hof aan klager van 11 december 2014;

-    schrijven van verweerster aan het hof van 24 december 2014;

-    schrijven van klager aan het hof van 15 mei 2015;

-    schrijven van klager aan het hof van 21 mei 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 juni 2015, waar klager en verweerster zijn verschenen.

3     KLACHT

    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog aan de orde, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a.    zij illegaal verkregen gegevens heeft overgelegd bij het Gerechtshof te Den Haag. Klager heeft in aanvulling gesteld dat verweerster van haar cliënte afgetapte telefoon- en sms gesprekken heeft ontvangen en deze vervolgens in een procedure heeft ingebracht.

b.    zij in strijd heeft gehandeld met het Kinderrechtenverdrag.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Verweerster behartigde de belangen van de ex-echtgenote van klager in een procedure bij het gerechtshof Den Haag. Zij heeft daarbij namens haar cliënte een uitdraai overgelegd van (in elk geval) sms-berichten, die haar cliënte van klager en van hun kinderen had ontvangen.

4.2    Doordat de beslissing van de raad van 25 augustus 2014 door de griffie van de raad naar een verkeerd adres van klager was gezonden, heeft klager die beslissing uiteindelijk pas op 2 oktober 2014 ontvangen. Klager heeft zijn beroepsschrift gedateerd 23 oktober 2014 gezonden naar het in de beslissing van de raad genoemde (verkeerde) adres van de griffie van het hof in Prinsenbeek. Nadat de vergissing was bemerkt heeft klager op 30 oktober 2014 zijn beroepschrift van 23 oktober 2014 alsnog naar het juiste adres van de griffie van het hof (in Breda) gezonden, waar het beroepschrift op 31 oktober 2014 is ontvangen.

5    BEOORDELING

5.1    Het beroepschrift van klager van 23 oktober 2014 bevat geen enkel bezwaar tegen de beslissing van de raad van 25 augustus 2014. In een brief aan het hof van 1 december 2014 schrijft klager dat hij de redenen waarom hij in beroep komt nog niet heeft medegedeeld, dat hij daar aan gaat werken en dat het hof begin januari een beroepschrift van hem tegemoet kan zien. Bij brief van 15 mei 2015 aan het hof heeft klager zijn klacht, met name klachtonderdeel b, nader toegelicht.

5.2    Artikel 56 lid 3 Advocatenwet schrijft voor dat het beroep bij met redenen omklede memorie wordt ingediend. Ook als ervan uit wordt gegaan dat de indiening van het beroepschrift door klager op 31 oktober 2014 tijdig is geschied, is klager niet ontvankelijk in zijn hoger beroep aangezien hij niet binnen de termijn de gronden waarop zijn beroep berust, heeft ingediend.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

        verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, M.M.H.P. Houben, H.J. de Groot en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2015.

             

De beslissing is verzonden op 24 augustus 2015.