Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:334

Zaaknummer

7574

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van klager, omdat klager het beroepschrift in strijd met het Reglement van het hof niet in zevenvoud heeft ingediend. Dit beroep faalt, nu het betreffende voorschrift – dat overigens is ontleend aan art. 56 lid 3 van de Advocatenwet – slechts een orderegel bevat en geen ontvankelijkheidsvereiste is voor het hoger beroep. Het hoger beroep van klager slaagt niet. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing

van 18 december 2015

in de zaak 7574

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 18 mei 2015, onder nummer 15-016A, aan partijen toegezonden op 18 mei 2015, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder de klachtonderdelen a) tot en met d) gegrond zijn verklaard, de klachtonderdelen e) en f) ongegrond zijn verklaard en aan verweerder de maatregel van berisping is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2015:134.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 juni 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    aanvullende gronden van klager d.d. 16 juni 2015;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    brief van klager van 25 augustus 2015 en e-mail van klager van 17 september 2015;

-    brief van verweerder van 8 oktober 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 26 oktober 2015, waar verweerder is verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) t/m d)  […..]

e)    ten onrechte schilderijen in ontvangst heeft genomen;

f)    niet heeft gereageerd op de mails inzake de gevraagde correspondentie met mr.M.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder heeft een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van klager, omdat klager het beroepschrift in strijd met het Reglement van het hof niet in zevenvoud heeft ingediend. Dit beroep faalt, nu het betreffende voorschrift – dat overigens is ontleend aan art. 56 lid 3 van de Advocatenwet – slechts een orderegel bevat en geen ontvankelijkheidsvereiste is voor het hoger beroep.

5.2    Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 18 mei 2015, onder nummer 15-016A.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot,

A.B.A.P.M. Ficq, G.R.J. de Groot, I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van

mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2015.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 18 december 2015.