Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-11-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:218
Zaaknummer
170168
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging van de beslissing van de raad.
Uitspraak
Beslissing
van 10 november 2017
in de zaak 170168
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 22 mei 2017, gewezen onder nummer 16-883 aan partijen toegezonden op 22 mei 2017, waarbij van de klacht van klager tegen verweerster klachtonderdeel 1c gegrond is verklaard en klachtonderdelen 1a, 1b, 1d, 2a, 2b en 2c ongegrond zijn verklaard. Verweerster is de maatregel van berisping opgelegd, met de veroordeling van verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager en van de kosten van de behandeling van de zaak van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2017:104.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 6 juni 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 oktober 2017, waar verweerster is verschenen.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep aan de orde, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
1.
a. bij aanvang van de zaak niet heeft gewezen op de interne klachtenregeling van het kantoor;
b. afspraken heeft gemaakt met de politie;
c. (…);
d. niet heeft gewezen op de mogelijkheid tot en termijnen voor het indienen van een klacht bij het EHRM;
en daarmee de vrijheid voor het te voeren beleid heeft overschreden;
2.
a. bij de getuigenverhoren niet de vragen aan de getuigen heeft gesteld die klager had geformuleerd;
b. klager niet in het bezit heeft gesteld van geluidsopnamen van getuigenverhoren, verhoren van aangeefster en telefoontaps;
c. ontkent dat geluidsopnamen en taps zijn vrijgegeven;
en daarmee de aan haar verstrekte opdracht niet juist heeft uitgevoerd.
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Klachtonderdelen 1a, 1b, 1d en 2a
Het onderzoek in hoger beroep heeft ten aanzien van deze klachtonderdelen niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad ten aanzien van deze klachtonderdelen worden verworpen en de beslissing van de raad wordt te dien aanzien derhalve bekrachtigd.
5.2 Klachtonderdelen 2b en 2c
Klager heeft tegen de beslissing van de raad ten aanzien van de klachtonderdelen 2b en 2c geen grieven gericht, zodat het hof niet toekomt aan een inhoudelijk beoordeling van deze klachtonderdelen.
5.3 Nu het door klager ingestelde hoger beroep geen doel heeft getroffen, ziet het hof in dit geval aanleiding in hoger beroep een proceskostenveroordeling achterwege te laten.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt - voor zover aan het hof voorgelegd - de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 22 mei 2017, gewezen onder nummer 16-883.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, en mrs. L. Ritzema, A.B.A.P.M. Ficq, J.A. Schaap en G.R.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 10 november 2017.