Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:104

Zaaknummer

6509

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging uitspraak raad over niet adequate dienstverlening met berisping. Grief van klagers faalt, nu  in de tuchtprocedure niet kan worden vastgesteld of de kansen van klagers door handelwijze verweerder zijn verslechterd.

Uitspraak

Beslissinjg van 17 juni 2013

in de zaak 6509

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klagers

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage van 11 juni 2012, onder nummer R 3684/11.86, aan partijen gezonden op 13 juni 2012, waarbij een klacht van klagers tegen verweerder op onderdeel a gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond, op klachtonderdeel b gegrond en op klachtonderdeel c ongegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van berisping is opgelegd.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De appelmemorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 12 juli 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de brief van mr. X. aan het hof van 21 november 2012;

- de brief van mr. X. aan het hof van 25 februari 2013;

- het e-mailbericht van mr. Y. aan het hof van 19 maart 2012.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 april 2013, waar de klagers, bijgestaan door mr. Y. (A.), en de verweerder, bijgestaan door mr. X., advocaat te Amsterdam, zijn verschenen, waarbij mr. Y. een pleitnota aan het hof heeft overgelegd.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet, meer in het bijzonder dat hij:

a. klagers inhoudelijk niet goed heeft geadviseerd ten aanzien van de kans van slagen van de verschillende procedures alsmede het plan van aanpak van de  zaken en bovendien de kansen van klagers heeft verslechterd door vol te blijven houden in diverse processtukken dat een bezwaarschrift wel was ingediend, terwijl dit niet was gebeurd;

b. (…)

c. (…)

4  GRIEF

Het hof leest in de appelmemorie de volgende grief:

Ten onrechte heeft de raad de klacht op onderdeel a gedeeltelijk ongegrond verklaard.

5 FEITEN

De door de raad in de rechtsoverwegingen 2.2 tot en met 2.18 als vaststaand aangenomen feiten staan ook in hoger beroep vast, nu deze vaststelling in hoger beroep niet is bestreden. De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA3137.

6 BEOORDELING

6.1 De grief betreft de klacht op onderdeel a, voor zover deze door de raad ongegrond is verklaard. Dat ongegronde deel betreft de stelling van klagers dat verweerder de kansen van klagers heeft verslechterd door vol te blijven houden in diverse processtukken dat een bezwaarschrift was ingediend, terwijl dit niet was gebeurd.

6.2 Klagers hebben in hun toelichting op hun grief gesteld dat de raad ervan blijk heeft gegeven van oordeel te zijn dat de positie van klagers niet is verslechterd door de handelwijze van verweerder. Zij hebben aangevoerd dat deze ongegrondverklaring voor klagers onterecht een zeer zwakke positie kan opleveren in een civiele procedure.

6.3 De laatste stelling van klagers berust op een verkeerde lezing van de beslissing van de raad. De raad heeft immers niet geoordeeld dat de kansen van klagers niet zijn verslechterd, doch slechts dat (in de tuchtprocedure) niet kan worden vastgesteld dat de kansen van klagers zijn verslechterd.

6.4 Ook in hoger beroep zijn geen feiten komen vast te staan waaruit onomstotelijk volgt dat door de handelwijze van verweerder - die, zoals de raad in de in zoverre in hoger beroep onbestreden beslissing heeft geoordeeld, klachtwaardig was - de kansen van (een van de) klagers zijn verslechterd en dat hun positie bij het uitblijven van de klachtwaardige handelwijze van verweerder thans beter zou zijn geweest. Of hiervan sprake is, zal moeten blijken in een eventueel civiel geding, doch in deze tuchtprocedure kan dat niet worden vastgesteld.

 Dit brengt mede dat de grief faalt.

6.5 Tegen de ongegrondverklaring van de klacht op onderdeel c is, zoals klagers expliciet in hun appelmemorie hebben verklaard, geen grief gericht, zodat dit onderdeel niet behoeft te worden besproken.

6.6 Nu de grief niet tot de vernietiging van de bestreden beslissing kan leiden, moet deze beslissing worden bekrachtigd.

 BESLISSING

 Het Hof van Discipline:

 bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort 's Gravenhage in zaak R 3684/11.86 van 11 juni 2012 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. L. Ritzema, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, H. van Loo en W.F. van Zant, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2013.