Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:69

Zaaknummer

7244

Inhoudsindicatie

Klager en verweerder zijn oud-kantoorgenoten. Werkmaatschappij van het voormalig kantoor is inmiddels failliet verklaard. Klager verwijt verweerder te veel te hebben opgenomen.  Civielrecht of strafrecht is bepalend. Geen tuchtrechtelijk gegrond verwijt.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 9 maart 2015

in de zaak 7244

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 14 juli 2014, onder nummer 13-77, aan partijen toegezonden op 14 juli 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL: TADRARL:2014:207.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 augustus 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de brief van klager aan het hof van 7 september 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 januari 2015, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager

 heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    Klager verwijt verweerder dat:

a)    hij zich in het kader van de financiële afwikkeling heeft bevoordeeld, frauduleuze boekingen heeft verricht en zijn afspraken niet is nagekomen;

b)    verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte en daarbij de rechtbank Utrecht in het kader van de behandeling van de faillissementsaanvrage willen en wetens valselijk en onjuist heeft geïnformeerd;

c)    verweerder eenzijdig, derhalve zonder medewerking van klager beslissingen heeft genomen, zoals uitschrijving van  [naam praktijkvennootschap van klager] B.V. als bestuurder uit de Kamer van Koophandel en de bankpas van klager heeft geblokkeerd;

d)    verweerder klager de toegang tot de kantooradministratie heeft ontzegd.

3.2    In zijn brief aan de raad d.d. 23 februari 2014 stelt klager dat het enkele feit dat de curator bij zijn onderzoek naar de boekhouding van [naam praktijkvennootschap van beide partijen] besloten heeft de hele administratie van [naam praktijkvennootschap van beide partijen] opnieuw in te boeken erop wijst dat zijn klachten dat verweerder frauduleuze boekingen heeft verricht en zichzelf op onrechtmatige en wederrechtelijke wijze heeft verrijkt gegrond zijn.

3.3    Ter toelichting op de klachtonderdelen wijst klager voorts op het feit dat verweerder vanaf 26 september 2013 op de facturen van [naam praktijkvennootschap van beide partijen] het bankrekeningnummer van [naam praktijkvennootschap van verweerder] B.V. heeft vermeld in plaats van het bankrekeningnummer van [naam praktijkvennootschap van beide partijen]. Volgens klager blijkt hieruit zonneklaar dat verweerder frauduleus heeft gehandeld en zichzelf heeft verrijkt ten koste van [naam praktijkvennootschap van beide partijen] en klager zelf zodat een faillissement onvermijdelijk werd.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Klager en verweerder zijn medio juli 2011 een samenwerkingsverband aangegaan door middel van  een door hun beider b.v.’s opgerichte besloten vennootschap. In mei 2012 is aan die samenwerking een einde gekomen omdat er bij klager twijfel ging ontstaan over de financiele gang van zaken en hij na (eigen)  onderzoek van oordeel was dat verweerder een veel hoger bedrag aan managementfee naar zijn b.v  had doen overmaken dan aan  de b.v. van klager.

4.2    De oom van klager heeft vervolgens op verzoek van klager de boekhouding nader onderzocht en vastgesteld dat aan verweerder meer was overgemaakt dan waarop hij recht had en aan klager minder dan het hem toekomende.

4.3    Per 1 mei 2012 is de samenwerking tussen partijen geëindigd en op 18 december 2012  is op verzoek van klager het faillissement van de werkmaatschappij  uitgesproken met benoeming van mr. X tot curator.

4.4    De curator heeft een onderzoek ingesteld naar de gang van zaken en de administratie. In zijn vierde verslag heeft de curator gemeld dat uit zijn onderzoek is gebleken dat de b.v. van verweerder een schuld had aan de failliet groot afgerond € 19.000,- en dat de b.v. van klager een vordering had op de failliet groot afgerond € 38.000,-. Verweerder heeft steeds als verklaring daarvoor gegeven dat gezien ieders positie bij de start van de samenwerking hij vooral zijn kennis en ervaring en zijn “netwerk” zou inzetten en dat voor de financiën in de startfase klager zou zorgdragen.

4.5    De curator heeft na onderzoek besloten geen bestuurdersaansprakelijkheidsclaim aanhangig te maken.

4.6    Klager heeft aangifte gedaan  tegen verweerder in december 2012 ter zake van oplichting en valsheid in geschrifte. Tot een beslissing tot vervolging heeft dit (nog) niet geleid. (Tot op de dag van de zitting is verweerder nog niet opgeroepen voor verhoor) .Klager heeft ook een civiele procedure (via zijn b.v.) doen aanspannen. Deze zaak loopt thans in appel.

5    BEOORDELING

5.1    Klager heeft tegen de beslissing van de raad  zes grieven geformuleerd. Voor zover in deze grieven de vaststelling van de feiten door de raad wordt aangevochten, hebben deze hun behandeling gevonden in de vaststelling van de voor de klacht ter zake dienende feiten zoals hiervoor weergegeven. Voor het overige lenen de grieven zich voor gezamenlijke behandeling. Met deze grieven beoogt appellant immers het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen.

5.2    Klager heeft, onder overlegging van een groot aantal financiele bescheiden,  gepoogd zijn bezwaren te onderbouwen over de wijze waarop verweerder, gedurende hun samenwerking en gedurende de afwikkeling daarvan, is opgetreden. De juistheid daarvan wordt door verweerder betwist. Het is echter niet de taak van de tuchtrechter om op basis van deze informatie zelfstandig onderzoek te doen en vervolgens  een oordeel te geven over de vragen:

 of en in hoeverre verweerder te kort is geschoten jegens klager in hun samenwerking  en of en in hoeverre verweerder strafbare feiten zou hebben gepleegd.

Die oordelen zijn voorbehouden aan de civiele rechter, respectievelijk de strafrechter indien daartoe geroepen. Dit klemt te meer nu over deze vragen al een procedure aanhangig is, respectievelijk ter zake aangifte is gedaan.

5.3    Het onderzoek in hoger beroep heeft voorts niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad waarmee het hof zich verenigt. De grieven worden verworpen. De beslissing van de raad wordt bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

    bekrachtigt de beslissing van de raad van Discipline in het ressort Arnhem-    Leeuwarden van 14 juli 2013 onder nummer 13-77.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs.  A.A.H. Zegers, D.J. Markx H.J. de Groot en M.L.J.C. van Emden-Geenen, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2015.