Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-04-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2018:89
Zaaknummer
18-122/DH/RO-a-b
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar ongegrond. Verweerders hebben in strijd met de in de PI geldende regels beeld- en geluidsopnames gemaakt van hun cliënt die zij in de PI bezochten. Alleen verweerster 2 heeft kennis kunnen nemen van de in de PI geldende regels. Het is niet gebruikelijk dat in PI's regels gelden ten aanzien van met maken van opnames. Verweerders hadden begrijpelijke redenen voor het maken van de opnames. Verweerster heeft aan de aanwezige medewerker gevraagd of opnames gemaakt mochten worden en heeft zich gehouden aan de door de medewerker gestelde voorwaarde. De opnames waren niet in strijd met de wens van de cliënt van verweerdere. Na een klacht van de directeur van de PI over de gang van zaken hebben verweerders hun excuses gemaakt. Niet is gebleken dat de orde en veiligiheid in de PI in het geding is gekomen door de opnames.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 9 april 2018
in de zaken met nummers 18-122/DH/RO-a-b
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Rotterdam
ambtshalve
klager
over:
1. mr. (18-122/DH/RO-a)
2. mr. (18-122/DH/RO-b)
verweerders
gemachtigde: mr. A
advocaat te Rotterdam
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 12 februari 2018 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam bezwaar ingediend over verweerders.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 12 maart 2018 in aanwezigheid van de deken en verweerders, bijgestaan door hun gemachtigde.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de e-mail van 7 maart 2018 van de zijde van verweerders met daarbij bijlagen genummerd 1 tot en met 11.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerster sub 2 (hierna: verweerster) is op 6 februari 2015 als advocaat beëdigd. Zij is nog advocaat-stagiaire.
2.2 Verweerster is werkzaam op het kantoor van verweerder sub 1 (hierna: verweerder) en hij is haar patroon.
2.3 Uit een e-mailwisseling van 5 september 2017 blijkt dat tussen verweerster en mr. S verschil van inzicht bestaat over het antwoord op de vraag wie als advocaat optreedt in de zaken van cliënt K (hierna: K).
2.4 Op 8 september 2017 hebben verweerders K bezocht in de Penitentiaire Inrichting Arnhem (hierna: de PI).
2.5 Verweerster heeft voorafgaand aan het bezoek aan K, bij het inschrijven van verweerder en zichzelf in de PI, een formulier ondertekend waarin de algemene voorwaarden van de PI staan. Op het formulier staat onder meer:
“(…) Het is niet toegestaan om beeld-, geluid- of foto opnamen te maken. (…)”
2.6 Tijdens het bezoek aan K zijn door verweerders beeld- en geluidsopnamen gemaakt.
2.7 Op 8 september 2017 heeft verweerster mr. S per e-mail meegedeeld dat K haar heeft verzocht om de behandeling van zijn strafzaak van mr. S over te nemen. De opnamen van het bezoek aan K eerder die dag zijn bij deze e-mail, met behulp van WeTransfer, verstrekt aan mr. S.
2.8 Op 14 september 2017 heeft de vestigingsdirecteur van de PI een klacht ingediend tegen verweerders. De vestigingsdirecteur heeft het volgende geschreven aan de deken:
“(…) Afgelopen maandag wendde [mr. S] zich tot mij. Zij meldde dat [verweerders] (…) bij haar cliënt, [K], op bezoek zijn geweest. Tijdens dit bezoek zijn audiovisuele opnamen gemaakt van cliënt waarin hij toestemming zou geven betreft overname van de strafzaak door [verweerders]. [Mr. S] heeft mij deze beelden getoond waarbij duidelijk is geworden dat deze audiovisuele opnamen daadwerkelijk binnen de PI hebben plaatsgevonden.
Voorwaarde voor toegang tot de PI Arnhem met een mobiele informatiedrager is onder andere dat het niet is toegestaan om beeld-, geluid- en/of foto opnamen te maken. Nu is gebleken dat dit wel is gebeurd. Ook zijn deze audiovisuele opnamen verzonden via het internet door [verweerders]. Ik dien een klacht in aangaande de handelswijze van genoemde advocaten. Het moge duidelijk zijn dat het niet getuigt van integer en professioneel gedrag wat van een advocaat mag worden verwacht.
Door het maken van audiovisuele opnamen is de orde en veiligheid binnen onze PI geschaad. Daarbij zijn deze beelden, waarbij het om privacygevoelige informatie gaat, middels een onveilig netwerk verspreid. (…)”
2.9 Bij brief van 15 september 2017 aan de vestigingsdirecteur van de PI (hierna: de vestigingsdirecteur) hebben verweerders hun excuses gemaakt voor “de consternatie” die het gevolg was van het bezoek van verweerders aan de PI.
2.10 Mr. S heeft bij brief van 5 oktober 2017 bij de deken een klacht ingediend tegen verweerders. Het onderzoek van de deken naar deze klacht was ten tijde van de mondelinge behandeling van deze klachtzaak nog niet afgerond.
2.11 Op 16 oktober 2017 heeft de gemachtigde van verweerders gereageerd op de klacht van mr. S.
2.12 Tijdens een bespreking op 8 januari 2018 op het kantoor van de deken hebben verweerders hun excuses gemaakt aan de vestigingsdirecteur en een tweede vertegenwoordiger van de PI, mevrouw T. Hierop heeft de vestigingsdirecteur zijn klacht tegen verweerders ingetrokken.
2.13 Bij brief van 1 februari 2018 heeft de deken de gemachtigde van verweerders meegedeeld dat hij een dekenbezwaar tegen verweerders zou indienen.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Verweerders hebben met hun gedragingen de integriteit van de advocatuur aangetast en de aan de advocatuur toevertrouwde privileges in gevaar gebracht. Verweerders hebben niet gehandeld zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt en hun gedraging is strijdig met de kernwaarde integriteit.
3.2 De deken stelt ter onderbouwing van het bezwaar dat de klacht van de vestigingsdirecteur weliswaar is ingetrokken, maar dat dit de ontoelaat-baarheid van de gedraging van verweerders niet wegneemt. Volgens de deken hebben verweerders niet de zorgvuldigheid betracht die van een zorgvuldig handelend advocaat verwacht mag worden bij een bezoek aan een gedetineerde cliënt. Verweerders hadden behoren te weten dat een PI regels stelt aan het bezoeken van een cliënt. Dit geldt te meer nu verweerster het hiervoor in 2.5 genoemde formulier had ondertekend, omdat zij haar tablet wenste mee te nemen naar de spreekkamer, en het formulier een duidelijk verbod stelt op het maken van opnamen.
3.3 De deken heeft ter zitting meegedeeld dat de klachtbrief van 14 september 2017 van de vestigingsdirecteur van de PI de basis vormt voor het dekenbezwaar. De deken legt de klachten zoals geformuleerd door de vestigingsdirecteur (ook) als dekenbezwaar voor aan de raad.
4 VERWEER
4.1 Verweerders hebben erkend dat zij beeld- en geluidsopnamen hebben gemaakt in de PI. Zij stellen zich er niet van bewust te zijn geweest dat zij daarmee de voorwaarden van de PI schonden. Volgens verweerders hebben zij de orde en veiligheid in de PI niet in gevaar gebracht en zijn de opnamen niet via een onveilig netwerk verspreid.
4.2 De aanleiding voor het maken van opnamen was dat verweerders eerder gebleken was dat de communicatie met K niet altijd helder en consistent verliep. K kwam geregeld terug op zijn verklaringen en op gemaakte afspraken, hij ontkende soms dat er afspraken waren gemaakt of stelde dat gemaakte afspraken een ander inhoud hadden dan in werkelijkheid het geval was. Verweerders wilden verder vastleggen dat K er zeker van was dat hij een asielprocedure wenste in te trekken. Verweerders hebben geprobeerd om de afspraken schriftelijk vast te leggen. Omdat dat op bezwaren stuitte bij K, hij is slechtziend, zijn de beeld- en geluidsopnamen gemaakt. Verweerster heeft de opnamen aangekondigd bij de medewerker van de PI die K naar de spreekkamer had gebracht. Deze medewerker gaf te kennen dat het geen probleem was om opnamen te maken, zolang deze alleen in de spreekkamer gemaakt zouden worden.
4.3 Wat betreft (de ondertekening van) het hiervoor in 2.5 bedoelde formulier hebben verweerders verklaard dat zij tezamen bij de PI arriveerden. Aldaar heeft verweerster zichzelf en verweerder ingeschreven, terwijl verweerder alvast doorliep naar de bodyscan. Verweerster had een tablet bij zich en wenste deze mee te nemen naar de spreekkamer waar zij en verweerder K zouden treffen. Verweerster kreeg in dat verband het formulier ter onder-tekening voorgelegd. Na ondertekening kreeg verweerster geen afschrift van het formulier mee.
4.4 Verweerders hebben weersproken dat de opnamen zijn verspreid via een onveilig netwerk. Volgens verweerders zijn de opnamen slechts gedeeld met mr. S via het veilige WeTransfer.
5 BEOORDELING
5.1 Deze zaak betreft de naleving van een door de PI opgelegd verbod tot het maken van beeld- en geluidsopnamen. Verweerders hebben de vraag opgeworpen of een dergelijk verbod legitiem is. Het is niet aan de raad om deze vraag, wat er ook van zij, te beantwoorden. Het over en weer hierover gestelde zal daarom niet nader worden besproken.
5.2 De deken heeft in zijn pleidooi aangevoerd dat deze kwestie niet is besproken door verweerder met zijn coach. Deze stelling, wat er ook van zij, hoort naar het oordeel van de raad hooguit thuis in de zaak waarin aan verweerder coaching is opgelegd. Deze stelling zal daarom niet nader worden besproken in deze beslissing.
5.3 De raad is, met verweerster en de deken, van oordeel dat het van verweerster verwacht mocht worden zij aandachtig kennis had genomen van de inhoud van het in 2.5 bedoelde formulier. Verweerster heeft op dit punt niet zorgvuldig gehandeld. Dat verweerster gestrest was door slecht weer, drukte op de weg, parkeerperikelen en de drukke en lawaaierige ingang van de PI doet daaraan niet af. Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de raad echter van oordeel dat verweerster met het maken van opnamen in strijd met het in de PI geldende verbod geen tuchtrechtelijke norm heeft overschreden. De raad licht dit hierna toe.
5.4 Ten aanzien van verweerder geldt dat hem niet kan worden verweten dat niettegenstaande het schriftelijke verbod opnamen zijn gemaakt in de PI. De reden hiervoor is dat verweerster verweerder geen mededeling heeft gedaan van de inhoud van het door haar ondertekende formulier. Vaststaat dat verweerster geen afschrift kreeg van het formulier en verweerder kon aldus niet zelf kennis nemen van de inhoud daarvan.
5.5 De deken heeft gesteld dat het niet ongebruikelijk is dat in penitentiaire inrichtingen een verbod geldt op het maken van beeld- en geluidsopnamen en dat verweerders daarvan op de hoogte hadden moeten zijn. Verweerders en hun gemachtigde, die allen een praktijk voeren waarbij zij te maken hebben met (het bezoeken van) gedetineerde cliënten, hebben deze stelling van de deken met klem betwist. Verweerders hebben ook onweersproken aangevoerd dat de in de PI geldende voorwaarde ten aanzien van het maken van opnamen niet op de website is gepubliceerd of anderszins bekend is gemaakt. Gelet hierop zal de stelling van de deken op dit punt als onvoldoende onderbouwd worden verworpen en zal worden aangenomen dat verweerders – anders dan door kennisneming van het formulier – niet hadden kunnen weten dat in de PI een verbod gold op het maken van beeld- en geluidsopnamen.
5.6 Verweerders hadden verder begrijpelijke redenen voor het maken van opnamen, die hiervoor in 4.2 zijn weergegeven.
5.7 Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij toestemming heeft gevraagd aan de aanwezige medewerker van de PI om opnamen te maken. Deze medewerker gaf toestemming, onder de voorwaarde dat slechts gefilmd zou worden in de spreekkamer. De raad heeft geen grond om aan te nemen dat verweerders zich niet aan deze voorwaarde hebben gehouden. Zij hebben met het maken van opnamen ook niet tegen de wens van K gehandeld.
5.8 Als onweersproken moet worden aangenomen dat slechts opnamen zijn gemaakt waarop K in de spreekkamer te zien is. De raad heeft gelet daarop geen grond om aan te nemen dat de orde en veiligheid in de PI door de beeld- en geluidsopnamen zijn geschaad. In dit verband is van belang dat de vestigingsdirecteur, volgens de onweersproken verklaring van de verweerders, tijdens het gesprek op 8 januari 2018 te kennen heeft gegeven dat indien hem op voorhand toestemming wordt gevraagd om deze opnamen te mogen maken hij “daar niet voor zou zijn gaan liggen”. De raad begrijpt hieruit dat op het verbod om opnamen te maken in de PI uitzonderingen mogelijk zijn, indien daarover op voorhand overleg plaatsvindt en dat opnamen niet onder elke omstandigheid een bedreiging vormen voor de orde en veiligheid in de PI.
5.9 Voor het delen van de beelden met mr. S hadden verweerders ook begrijpelijke redenen die het belang van K betroffen. Ter zitting hebben verweerders hierover onweersproken verklaard dat K te kennen had gegeven terug te willen naar Marokko. Dat kon, zakelijk weergegeven, slechts met instemming van de officieren van justitie die belast waren met de behandeling van vier strafzaken tegen K. Drie van die strafzaken waren in behandeling bij verweerster, de vierde bij mr. S. Omdat verweerders, met het oog op de behandeling van de asielzaak van K en diens wens om naar Marokko terug te keren, in contact wilden komen met de officier van justitie in de vierde strafzaak, zijn de opnamen met mr. S gedeeld.
5.10 Tussen verweerders en vertegenwoordigers van de PI heeft op het bureau van de deken en in zijn aanwezigheid een gesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek hebben verweerders (opnieuw) hun verontschuldigingen aangeboden. Het gesprek heeft ertoe geleid dat de vestigingsdirecteur van de PI zijn klacht tegen verweerders heeft ingetrokken.
5.11 Wat betreft het verwijt dat de opnamen verspreid zijn via een onveilig netwerk – de deken wijst hierop in alinea 3 van zijn dekenbezwaar - overweegt de raad het volgende. Uit het dossier blijkt dat verweerster de opnamen naar mr. S heeft gezonden. Gesteld noch gebleken is dat verweerder de opnamen met een derde heeft gedeeld en dit verwijt is reeds daarom jegens hem ongegrond. Verder geldt dat de raad gelet op de over en weer door partijen ingenomen stellingen niet kan vaststellen of de opnamen verspreid zijn via een onveilig netwerk. Het had op de weg gelegen van de deken om dit verwijt nader te onderbouwen. Dat hij dit niet heeft gedaan leidt tot ertoe dat dit onderdeel van het bezwaar als onvoldoende onderbouwd moet worden verworpen.
5.12 Alles overwegend is de raad van oordeel dat verweerders niet hebben gehandeld op een wijze die een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt. Het bezwaar van de deken is jegens verweerder en verweerster ongegrond.
5.13 De deken heeft zich ter zitting nog op het standpunt gesteld dat verweerder, als patroon van verweerster, medeverantwoordelijk is voor haar handelen. Dit standpunt strandt reeds op de grond dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. De raad voegt daaraan toe dat het hem verder niet is gebleken dat verweerder in deze kwestie niet de verantwoordelijkheid heeft genomen die op hem als patroon van verweerster rust.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het bezwaar jegens beide verweerders ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. P.S. Kamminga, M.F. Laning, P. Rijpstra en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 april 2018.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 9 april 2018 verzonden.