Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:111
Zaaknummer
6679
Inhoudsindicatie
Onvoorwaardelijke schorsing van 1 jaar voor onnodig grievende uitlatingen over medewerkster jeugdzorg. Kans op ernstige verstoring relatie alleen maar vergroot. Tuchtrechtelijk verleden soortgelijke gedragingen.
Uitspraak
Beslissing van 21 juni 2013
in de zaak 6679
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klaagster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 17 december 2012, onder nummer
H 266-2012, aan partijen toegezonden op 17 december 2012, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 januari 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klaagster.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 22 april 2013, waar verweerder en klaagster, vergezeld door haar gemachtigde, zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder zich in een gesprek met zijn cliënte in aanwezigheid van een medewerkster van de C onnodig grievend over klaagster, werkzaam bij Z., heeft uitgelaten door te zeggen dat ze haar aan de hoogste boom moeten opknopen en vierendelen, althans woorden van gelijke strekking.
3.2 Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende aangevoerd:
Verweerder heeft jegens haar de geldende fatsoensnormen overschreden. De uitlatingen van verweerder hebben de samenwerking tussen de gezinsvoogd en de ouders en de uitvoering van de wettelijke taken van de ondertoezichtstelling bemoeilijkt. Met de onnodig grievende en bedreigende uitlatingen heeft verweerder de belangen van de kinderen en ouders onvoldoende voor ogen gehouden.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Klaagster is werkzaam bij Z. Noord-Brabant, verder te noemen ZB. Zij is gezinsvoogd van de kinderen van mevrouw X, cliënte van verweerder.
4.2 Na afloop van een zitting op 4 mei 2012 heeft op de gang van het gerechtsgebouw een nagesprek plaatsgevonden tussen verweerder en mevrouw X in aanwezigheid van mevrouw A, medewerkster van de C. te E.. Tijdens dit gesprek heeft verweerder over klaagster gezegd dat ze haar aan de hoogste boom moeten opknopen en vieren-delen, althans woorden van gelijke strekking.
4.3 Verweerder heeft zich per 15 december 2012 van het tableau laten schrappen.
5 BEOORDELING
5.1 Blijkens zijn memorie van grieven is verweerder van mening dat de klacht ten onrechte gegrond is verklaard nu hij op grond van zijn slechte ervaringen met ZB en meer speciaal met klaagster als gezinsvoogdes in een andere zaak zijn cliënte heeft willen waarschuwen dat zij niet te maken kreeg met een redelijk handelende organisatie of persoon. Gezien die slechte ervaringen meende verweerder zich in krachtige bewoordingen te moeten uitlaten. Verweerder heeft er voorts op gewezen dat klaagster zelf niet aanwezig was bij bedoeld gesprek zodat hij zich niet "jegens" haar maar "over" haar heeft uitgelaten .
5.2 Met de raad is het hof van oordeel dat verweerder zich niet als een behoorlijk advocaat heeft gedragen door zich uit te laten over klaagster met de hiervoor geciteerde bewoordingen. De door verweerder naar voren gebrachte redenen voor de door hem gebruikte bewoordingen - wat daar verder ook van zij - doen aan dit oordeel niet af. Van verweerder als advocaat mag worden verwacht dat hij zich niet op deze manier uitlaat over een persoon die bij de uitvoering van de wettelijke taak van gezinsvoogd betrokken is bij het gezin van zijn cliënte; niet gezegd kan worden dat zulks in het belang van zijn cliënte is. Integendeel, door de onnodig grievende uitlatingen van verweerder lijkt de kans op ernstige verstoring van de relatie tussen verweerders cliënte en klaagster groter geworden. Op geen enkele manier is gebleken dat verweerder daarmee rekening heeft gehouden. Dat klaagster bij het gesprek niet aanwezig was doet aan het voorgaande niet af.
5.3 De grief faalt derhalve en de klacht is gegrond.
5.4 Terecht heeft de raad overwogen dat verweerder met zijn uitlatingen het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft geschaad en dat verweerder geen inzicht heeft getoond in het onjuiste van zijn handelwijze. Rekening houdend met de eerder, deels voor soortgelijke gedragingen, aan verweerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een jaar een passende maatregel is.
5.5 De beslissing van de raad zal derhalve vernietigd worden met betrekking tot de aan verweerder opgelegde maatregel.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van 17 december 2012 onder nummer H 266-2012 van de Raad van Discipline in het ressort 's-Hertogenbosch, doch uitsluitend met betrekking tot de opgelegde maatregel;
en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één jaar, ingaande op de dag dat verweerder zich opnieuw op het tableau laat inschrijven en na afloop van eventueel eerder opgelegde schorsingen.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. A. Beker, L. Ritzema, G.J. Visser en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2013.