Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-05-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:19
Zaaknummer
6198
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
De klacht, inhoudende dat verweerder in opdracht van zijn cliënte stelselmatig klaagster heeft geïntimideerd, beschadigd en op kosten gejaagd, doordat hij niet klaagster zelf maar haar advocaat heeft aangeschreven om een bedrag van €18.231,58 te betalen, waartoe klaagster bij vonnis van de kantonrechter was veroordeeld, voorts het vonnis heeft laten betekenen en executoriaal beslag op klaagsters huis heeft laten leggen, terwijl inmiddels door klaagster betaald was, is ook in hoger beroep gegrond. De raad heeft in de bestreden beslissing naar het oordeel van het hof terecht overwogen dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij direct na ontvangst van een betaling de deurwaarder hiervan op de hoogte stelt. De betekenings-en overbetekeningskosten zijn onnodig gemaakt en het doorzetten van de executiemaatregelen nadat klaagster was overgegaan tot betaling van de hoofdsom valt verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen. Het hof voegt hieraan toe dat verweerder regisseur van het proces was. Door het stellen van zo’n korte termijn voor de voldoening lag het op de weg van verweerder om de ontvangst van betalingen scherp in de gaten te houden en om zijn kantooradministratie dienovereenkomstig te instrueren. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing
van 21 mei 2012
in de zaak 6198
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klaagster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 29 augustus 2011, onder nummer H 231 2010, aan partijen toegezonden op 30 augustus 2012, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerder klachtonderdeel 1 gegrond is verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 28 september 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klaagster.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 maart 2012, waar klaagster en verweerder zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht luidt als volgt:
Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënte stelselmatig klaagster geïntimideerd, beschadigd en op kosten gejaagd, doordat hij:
1. niet klaagster zelf maar haar advocaat heeft aangeschreven om een bedrag van €18.231,58 te betalen, waartoe klaagster bij vonnis van de kantonrechter was veroordeeld, voorts het vonnis heeft laten betekenen en executoriaal beslag op klaagsters huis heeft laten leggen, terwijl inmiddels door klaagster betaald was;
2. klaagster heeft uitgemaakt voor leugenaar en vervalser van documenten;
3. namens zijn cliënte van de gemeente eiste dat de gedoogverklaring tot permanente bewoning moest worden ingetrokken;
4. tegen betaling heeft meegewerkt aan pesterijen van zijn cliënte jegens klaagster, waardoor de toegang van medische zorgverleners tot het park werd belemmerd.
4 FEITEN
In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
De raad heeft in de bestreden beslissing naar het oordeel van het hof terecht overwogen dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij direct na ontvangst van een betaling de deurwaarder hiervan op de hoogte stelt. De betekenings-en overbetekeningskosten zijn onnodig gemaakt en het doorzetten van de executiemaatregelen nadat klaagster was overgegaan tot betaling van de hoofdsom valt verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen. Het hof voegt hieraan toe dat verweerder regisseur van het proces was. Door het stellen van zo’n korte termijn voor de voldoening lag het op de weg van verweerder om de ontvangst van betalingen scherp in de gaten te houden en om zijn kantooradministratie dienovereenkomstig te instrueren.
5.2 De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 29 augustus 2011, gewezen onder nummer H 231-2010.
Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. A. Beker, A.D.R.M. Boumans, G.J.L.F. Schakenraad en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2012.