Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-07-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:22
Zaaknummer
160059
Inhoudsindicatie
Klacht over advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft de grenzen van de hem, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid niet overschreden. Klacht is ook in hoger beroep ongegrond. Bekrachtiging
Uitspraak
Beslissing
van 11 juli 2016
in de zaak 160059
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klagers
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 1 februari 2016, gewezen onder nummer 34/15, aan partijen toegezonden op 3 februari 2016, waarbij de klacht van klager(s) in al haar onderdelen ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2016:16.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 29 februari 2016 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder van 25 april 2016;
- de brief van mr. W van 26 mei 2016.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 juni 2016, waar verweerder, bijgestaan door mr. W, advocaat te L en klager sub 1, bijgestaan door mr. S, juridisch adviseur te G, tevens optredende namens klaagster sub 2, zijn verschenen. Mrs. W en S hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder klaarblijkelijk voor eigen geldelijk gewin en in het belang van zijn opdrachtgever(s) een misdrijf heeft uitgelokt, doordat in opdracht/dan wel medeweten van verweerder een wijziging in de naam van X is aangebracht in de vertaalde tekst van het arrest van het Gerechtshof [plaats] van 13 september 2011. Het staat immers een vertaler niet vrij zelfstandig een wijziging in de te vertalen tekst aan te brengen, zodat de conclusie moet zijn dat verweerder daartoe opdracht heeft gegeven. Verweerder had hierbij belang omdat hij de Amerikaanse rechter toestemming wilde vragen voor de tenuitvoerlegging van het arrest van 13 september 2011. In dit arrest staat de onjuiste naam, terwijl de vertaler in de vertaling wel de juiste naam heeft opgenomen;
b) verweerder in zijn correspondentie met de voorzieningenrechter ten onrechte heeft gesteld dat hij pas nadat de dagvaarding op 7 augustus 2014 was betekend, kennis heeft genomen van de datum van het kort geding;
c) verweerder niet bereid was de executie van het arrest van 13 september 2011 in de USA op te schorten voor de periode dat het door hem gevraagde uitstel zou worden verleend.
4 FEITEN
4.1 Door de raad zijn de feiten vastgesteld die hebben geleid tot ongegrondverklaring van de klacht. Deze feiten zijn in hoger beroep niet betwist en dienen het hof dan ook tot uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft ten onrechte in het proces-verbaal van de zitting en in de uitspraak niet de naam van klaagster sub 2 vermeld als (mede-) klaagster, terwijl de klachtbrief van klagers en het appelschrift deze wel als klaagster van onderdeel a en mede klaagster van onderdeel b en c vermeld hebben. Het hof zal dit verzuim herstellen en verstaan dat klaagster sub 2 klaagt over onderdeel a en mede klaagt over onderdeel b en c.
5.2 Klaagster sub 2 heeft verzocht om nietig verklaring van de beslissing van de raad. Dit verzoek honoreert het hof niet, omdat de beslissing in ieder geval tussen klager en verweerder rechtsgeldig is. Nu klachtonderdeel a wel gemotiveerd door de raad is beoordeeld, is er ook geen te respecteren belang, zodat het hof volstaat met herstel van deze kennelijke schrijffout.
5.3 Het onderzoek in hoger beroep heeft voor het overige niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klagers tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 1 februari 2016 onder nummer 34/15.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. L. Ritzema, A.B.A.P.M. Ficq, G.R.J. de Groot en J.C. van Oven, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2016.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 11 juli 2016.