Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:388

Zaaknummer

7317

Inhoudsindicatie

Verzoek van klaagster tot herziening. niet-ontvankelijk.

Uitspraak

                                                                                                                     

                                   

Beslissing van 15 december 2014

in de zaak 7317

naar aanleiding van het herzieningsverzoek van

verzoekster tot herziening

1    DE BESLISSING WAARVAN HERZIENING WORDT VERZOCHT

Bij beslissing van 8 april 2013, onder nummer R.3863/11.266, heeft de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage (verder: de raad) een klacht van verzoekster tegen mr. X. ongegrond verklaard.

2    HET HOGER BEROEP

Op het door verzoekster tegen voormelde beslissing ingestelde hoger beroep heeft het hof bij beslissing van 7 juli 2014 de beslissing van de raad bekrachtigd.

3    HET VERZOEK TOT HERZIENING

Het verzoek, gedateerd 24 september 2014, waarbij verzoekster het Hof van Discipline om herziening verzoekt van bovengenoemde beslissing is op 24 september 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

4    DE BEOORDELING

4.1    Tegen een beslissing van het Hof van Discipline is in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel opengesteld. De Advocatenwet voorziet evenmin in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter. In zijn beslissing van 14 juni 1999, gegeven onder nummer 2509, heeft het hof beslist dat in een uitzonderlijke situatie er wel aanleiding kan zijn voor een herziening, namelijk in die situatie waarin sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen. In die zaak was een herzieningsverzoek ingediend door de verweerder aan wie een tuchtrechtelijke maatregel was opgelegd. In zijn beslissing van 15 oktober 2007, gegeven onder nummer 4727, heeft het hof beslist dat de hiervoor omschreven uitzondering beperkt dient te blijven tot die gevallen waarin een verweerder aan wie een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, een beroep kan doen op schending van fundamentele rechtsbeginselen. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.

Verzoekster is het kennelijk niet eens met deze beslissing, doch daarvoor is het rechtsmiddel van herziening niet gegeven.

4.2        Dit betekent dat het onderhavige verzoek tot herziening niet in behandeling kan worden genomen en dat verzoekster in haar verzoek tot herziening niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot herziening van de beslissing van het Hof van Discipline van 7 juli 2014.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G. Creutzberg,  R. Verkijk, A.J. Louter en T.H. Tanja-van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2014.