Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:271

Zaaknummer

7417

Inhoudsindicatie

Advocatenwet voorziet niet in een gewoon rechtsmiddel tegen een beslissing van het Hof van Discipline, noch in de mogelijkheid tot herziening daarvan. Uitzondering daarop is uitsluitend mogelijk indien en voor zover mocht blijken dat bij de behandeling van het hoger beroep geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Motiveringsklachten leveren geen schending op van een fundamenteel rechtsbeginsel.

Uitspraak

Beslissing

van 24 augustus 2015

in de zaak 7417

naar aanleiding van het heropeningsverzoek c.q. herzieningsverzoek van

verzoeker tot heropening/herziening

1    DE BESLISSING WAARVAN HEROPENING/HERZIENING WORDT VERZOCHT

Bij beslissing van 17 maart 2014, onder nummer L 323-2013, heeft de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van een bezwaar van de deken tegen verzoeker de deken ontvankelijk verklaard, het bezwaar in alle onderdelen gegrond verklaard en verzoeker de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd.

Op het door verzoeker tegen voormelde beslissing ingestelde hoger beroep heeft het Hof van Discipline (verder: het hof) bij beslissing van 31 oktober 2014, onder nummer 7127, de beslissing van de raad vernietigd, bezwaaronderdeel 1 gegrond verklaard, aan verzoeker terzake de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd en verstaan dat op de bezwaaronderdelen 2 en 3 en de daartegen gerichte verweren niet behoeft te worden beslist. Van deze laatste beslissing van 31 oktober 2014 wordt heropening/herziening verzocht.

Het hof heeft het verzoek mondeling behandeld op 19 juni 2015, waar verzoeker en de deken zijn verschenen

2    HET VERZOEK TOT HEROPENING/HERZIENING

Het verzoek, gedateerd 26 januari 2015, waarbij verzoeker het hof om heropening/herziening verzoekt van bovengenoemde beslissing van 31 oktober 2014, is op 2 februari 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

3    DE BEOORDELING

3.1    Verzoeker heeft het hof aanvankelijk verzocht de zaak te heropenen en aan te houden totdat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) op zijn bij EHRM ingediende verzoek, die betrekking heeft op de beslissing 7127 van het Hof van Discipline, had beslist. Bij gelegenheid van de mondelinge behandelding heeft verzoeker te kennen gegeven dat het EHRM zijn verzoek inmiddels niet-ontvankelijk had verklaard. Verzoeker heeft zijn verzoek op grond daarvan beperkt tot zijn subsidiaire verzoek tot herziening. Het hof zal dit verzoek beoordelen en overweegt als volgt.

3.2    Verweerder heeft in de kern aan zijn herzieningsverzoek ten grondslag gelegd dat het hof zijn beslissing niet heeft gemotiveerd en het hof niet is ingegaan op zijn aanbod de door de deken gevraagde gegevens alsnog te verstrekken. Verzoeker constateert daarbij dat hij - achteraf gezien - in de eerdere procedure bij het hof een te juridisch standpunt had ingenomen.

3.3    Het hof stelt voorop dat tegen een beslissing van het Hof van Discipline in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel is opengesteld. De Advocatenwet voorziet evenmin in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter.

3.4    Bij uitzondering kan hierover anders worden geoordeeld, doch uitsluitend indien en voor zover mocht blijken dat bij de behandeling van het hoger beroep geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden (HvD 13 juli 2012, 6505, en HvD 7 september 2001, 3021, Adv.B. 19 april 2002); HvD 14 juni 1999, 2509)

3.5    Daarvan is in dit geval geen sprake.

3.6    Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld HR 23 juni 1995, NJ 1995/661), die het hof overeenkomstig toepast, leveren motiveringsklachten geen schending op van een fundamenteel rechtsbeginsel (HvD 19 oktober 2012, 6515).

3.7    Ook de omstandigheid dat het hof niet is ingegaan op het door verzoeker gestelde aanbod de door de deken gevraagde gegevens alsnog te verstrekken is niet te kwalificeren als schending van een fundamenteel rechtsbeginsel bij de behandeling van de klachtzaak door het hof.

3.8    Dit betekent dat het onderhavige verzoek niet in behandeling kan worden genomen en dat verzoeker in zijn verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot herziening van de beslissing van het Hof van Discipline van 31 oktober 2014, gewezen onder nummer 7127.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.B.A.P.M. Ficq, A.J. Louter en R.H. Broekhuijsen leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2015.

De beslissing is verzonden op 24 augustus 2015.