Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:119

Zaaknummer

7579

Inhoudsindicatie

Verzoek om herziening uitspraak niet-ontvankelijk. Geen schending van fundamentele rechtsbeginselen.

Uitspraak

Beslissing

van 11 april 2016

in de zaak 7579

naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:

verzoeker

1    DE BESLISSING WAARVAN HERZIENING WORDT VERZOCHT

Het Hof van Discipline (verder: het hof) heeft bij beslissing van 30 januari 2015, onder nummer 7211, aan partijen toegezonden op 30 januari 2015, de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 20 juni 2014, gewezen onder nummer 14/14, waarbij een klacht van de deken tegen verzoeker gegrond is verklaard en aan verzoeker de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van een jaar is opgelegd, vernietigd en verzoeker geschrapt van het tableau, dit op het hoger beroep van de landelijk deken en de deken Noord-Holland. 

Van de beslissing van het hof van 30 januari 2015 vraagt verzoeker herziening.

Het hof heeft het verzoek mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 februari 2016, waar verzoeker en namens de algemeen deken mr. R. zijn verschenen.

2    HET VERZOEK TOT HERZIENING

2.1    Het verzoek, waarbij verzoeker het hof om herziening verzoekt van bovengenoemde beslissing van 30 januari 2015, is op 11 februari 2015 per emailbericht ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de stukken van het hoger beroep;

-    de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 23 juli 2014;

-    de brief van mr. R., namens de (huidige) algemeen deken van 8 januari 2016.

3    BEOORDELING

3.1    Verzoeker heeft aan zijn herzieningsverzoek ten grondslag gelegd dat via een verkeerd postadres de uitspraak van 30 januari 2015 bij hem is aangekomen en dat hij geen verweer heeft kunnen voeren omdat hij niet bij de behandeling ter zitting van het hof van 1 december 2014 aanwezig was. Als hij had geweten dat de zitting gewoon doorgang zou vinden, zou hij zeker verschenen zijn om zich te kunnen verdedigen. Het hof begrijpt deze stelling van verzoeker aldus dat hij ten onrechte niet gehoord is.

3.2    Het hof stelt voorop dat tegen een beslissing van het Hof van Discipline in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel is opengesteld. De Advocatenwet voorziet evenmin in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter.

3.3    Bij uitzondering kan hierover anders worden geoordeeld, doch uitsluitend indien en voor zover mocht blijken dat bij de behandeling van het hoger beroep geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden (zie onder meer Hof van Discipline 24 augustus 2015, 7417, ECLI:NL:TAHVD:2015:271).

3.4    Verzoeker heeft ter zitting aangegeven de oproeping voor de zitting van 1 december 2014 per email te hebben ontvangen. Het was voor verzoeker echter een warrige tijd. Doordat hij op 27 november 2014 een emailbericht naar de orde had gestuurd, waarin hij aangaf voornemens te zijn zich van het tableau te laten schrappen, dacht verzoeker dat de zitting niet zou doorgaan. Verzoeker wilde zich laten schrappen, omdat hij in die moeilijke tijd niet weer een zitting wilde met alle bijbehorende druk. Toen verzoeker de uitspraak van het hof ontving, wilde hij er echter toch op reageren, aldus verzoeker.

3.5    Het hof concludeert dat gelet op het voorgaande geen sprake is van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel, nu de oproep voor de zitting van 1 december 2014 verzoeker heeft bereikt en verzoeker daarvan ook kennis heeft genomen. Verzoekers mening dat de zitting geen doorgang zou vinden maakt dit niet anders, nu die mening niet kan zijn ingegeven door enig bericht dienaangaande van de deken, de orde of (de griffier van) het hof.

3.6    Dit betekent dat het onderhavige verzoek niet in behandeling kan worden genomen en dat verzoeker in zijn verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. 

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot herziening van de beslissing van het hof van discipline van 30 januari 2015, gewezen onder nummer 7211.

Aldus gewezen door mr. P.M.A de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. H. van Loo, J.C. van Oven, C.A.M.J. Raymakers en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2016.

griffier    voorzitter                          

De beslissing is verzonden op 11 april 2016.