Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-04-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:50
Zaaknummer
17-926/DB/LI
Inhoudsindicatie
Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zich professioneel gedraagt. Onvoldoende concreet aangetoond dat het verloop van een gesprek de advocaat tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Klaagster niet-ontvankelijk in een klacht over de status van een kantoor in Duitsland, dit betreft het algemeen belang. Beëindiging werkzaamheden niet op een ontijdig moment.
Inhoudsindicatie
Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 16 april 2018
in de zaak 17-926DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 30 september 2016 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 9 november 2017 met kenmerk K16-126 , door de raad ontvangen op 10 november 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 februari 2018 in aanwezigheid van klaagster en verweerder en de gemachtigde van verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 10 november 2017, met bijlagen;
- de brief van de gemachtigde van verweerder van 9 februari 2018, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 De moeder van klaagster werd in een gerechtelijke procedure bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerder. De moeder van klaagster heeft klaagster op 6 september 2016 gemachtigd om haar in deze procedure te vertegenwoordigen.
2.2 Klaagster heeft na een comparitie van antwoord tijdens een telefoongesprek met verweerder haar ongenoegen geuit over de kwaliteit van de dienstverlening door de kantoorgenoot van verweerder. Op 27 september 2016 heeft op het kantoor van verweerder in Düsseldorf een gesprek tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden. Klaagster heeft zich tijdens dit gesprek door de heer X laten vergezellen. Klaagster heeft de identiteit van de heer X niet bekend gemaakt.
2.3 Tussen verweerder en de begeleider van klaagster ontstond tijdens het gesprek op 27 september 2017 een verhitte discussie, waardoor niet is toegekomen aan het eigenlijke doel van het gesprek om de onvrede van klaagster over het optreden van de kantoorgenoot van verweerder te bespreken. Verweerder heeft het gesprek na circa vijftien minuten eenzijdig beëindigd en de deur van de vergaderruimte geopend, waarna klaagster en haar begeleider het kantoor hebben verlaten. Verweerder heeft bij het verlaten van de vergaderruimte op de vraag van klaagster ‘Hoe gaat het nu verder’ geantwoord dat er wegens het gebleken gebrek aan en de breuk in het vertrouwen tussen klaagster en de kantoorgenoot van verweerder géén basis meer was de belangen van de moeder van klaagster verder te behartigen.
2.4 Bij brief van 5 oktober 2017 heeft de opvolgende advocaat van (de moeder van) klaagster zich bij de kantoorgenoot van verweerder gemeld, met het verzoek hem het dossier te doen toekomen. De kantoorgenoot van verweerder heeft zich op 31 oktober 2016 onttrokken als advocaat van de moeder van klaagster. De procedure stond voor uitspraak op de rolzitting van 18 januari 2017.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder agressief en brutaal reageerde op een heel intimiderende wijze;
2. verweerder zich zonder opgaaf van redenen heeft teruggetrokken uit de zaak en zonder het dossier over te dragen;
3. verweerder zegt een kantoor in Düsseldorf te hebben zonder dat sprake is van een fysiek kantoor maar slechts van een brievenbusfirma.
4 VERWEER
4.1 Klaagster klaagt in het eerste onderdeel van de klacht over het optreden van verweerder tegenover haar begeleider, niet tegenover haar. De begeleider van klaagster heeft geen klacht over het optreden van verweerder ingediend. Klaagster kan in dit onderdeel van de klacht niet worden ontvangen.
4.2 Verweerder heeft klaagster op geen enkel moment mishaagd. Hij heeft noodgedwongen een discussie moeten voeren met de begeleider van klaagster. Hierbij heeft verweerder zich niet agressief of brutaal jegens klaagster uitgelaten. Klaagster heeft niet deelgenomen aan- en was niet betrokken bij de discussie. Ook jegens de begeleider heeft verweerder zich niet op de door klaagster beschreven wijze uitgelaten. Dat aan de zijde van verweerder irritaties zijn ontstaat is niet meer dan menselijk. Deze irritaties zijn niet uitgemond in agressief of brutaal gedrag. Verweerder heeft het gesprek beëindigd juist om dit niet te laten escaleren. Klaagster heeft de verwijten ook niet concreet gemaakt. Verweerder betreurt de eenzijdige beëindiging van het gesprek en heeft daarvoor zijn excuses aangeboden.
4.3 Verweerder betwist dat hij zich heeft onttrokken als advocaat van (de moeder van) klaagster zonder haar te informeren over de door haar te nemen vervolgstappen. Dit is onjuist. Verweerder kon zich niet terugtrekken omdat de moeder van klaagster in de procedure werd bijgestaan door de kantoorgenoot van verweerder. Het tweede klachtonderdeel is feitelijk onjuist. Het dossier is tijdig overgedragen aan de nieuwe advocaat van klaagster.
4.4 Het derde klachtonderdeel is ook feitelijk onjuist. Er is geen sprake van een brievenbusfirma. Verweerder huurt in Düsseldorf kantoorruime. Er was geen sprake van leegstand van de kantoorruimte.
5 BEOORDELING
Ad onderdeel 1
5.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder tijdens het gesprek met klaagster en haar begeleider. De raad volgt verweerder niet in zijn verweer dat klaagster in het eerste onderdeel van de klacht niet kan worden ontvangen aangezien dit onderdeel van de klacht enkel betrekking heeft op de gedragingen van verweerder jegens haar begeleider en klaagster ter zake geen klachtrecht toekomt. Hoewel klaagster en verweerder over het verloop van het gesprek van mening verschillen is uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde komen vast te staan dat verweerder het gesprek eenzijdig heeft beëindigd en klaagster en haar begeleider heeft verzocht zijn kantoor te verlaten. Nu klaagster hierdoor in haar belang is getroffen kan zij in haar klacht hierover worden ontvangen.
5.2 Verweerder erkent dat hij tijdens het gesprek geïrriteerd is geraakt door de verwijten van de begeleider aan het adres van zijn kantoorgenoot en het gesprek eenzijdig heeft beëindigd zonder dat hij is toegekomen aan het eigenlijke doel, namelijk om de onvrede van klaagster over het optreden van zijn kantoorgenoot weg te nemen. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht bij de deken heeft verweerder hierover verklaard dat hij de greep op zijn argumentatie had verloren. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zijn professionaliteit steeds bewaart, ook indien hij geïrriteerd raakt. Klaagster en verweerder hebben een andere beleving bij hetgeen tijdens het gesprek op 27 september 2017 is voorgevallen. Nu klaagster haar verwijten onvoldoende met concrete feiten heeft onderbouwd en ook geen verklaring van haar begeleider heeft overgelegd, heeft klaagster naar het oordeel van de raad evenwel onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verweerder zich dusdanig heeft gedragen dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt dient te worden gemaakt. De raad zal het eerste onderdeel van de klacht daarom ongegrond verklaren.
Ad onderdeel 2
5.3 Uit het ter zitting verhandelde is gebleken dat verweerder bij de beëindiging van het gesprek desgevraagd heeft geconstateerd dat er geen sprake meer was van vertrouwen in het optreden van zijn kantoor voor de moeder van klaagster. Hoewel formeel gezien enkel de kantoorgenoot van verweerder zich kon terugtrekken, acht de raad het begrijpelijk dat klaagster het verloop van het gesprek zodanig heeft opgevat dat zij zich tot een andere advocaat diende te wenden. Nu de zaak op 18 januari 2018 voor vonnis stond en het gesprek op 27 september 2017 heeft plaatsgevonden, heeft verweerder niet op een ongelegen moment te kennen gegeven dat zijn kantoor niet langer werkzaamheden voor de moeder van klaagster zou verrichten. Er was voldoende tijd voor de overdracht van het dossier en het dossier is evenmin ontijdig overgedragen. De raad zal daarom ook het tweede onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.
Ad onderdeel 3.
5.4 Het derde onderdeel van de klacht heeft betrekking op de status van het kantoor van verweerder in Düsseldorf. De raad overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voorzover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.
5.5 De raad zal klaagster niet-ontvankelijk verklaren in het derde onderdeel van de klacht, aangezien zij hierdoor niet in haar eigen belang is getroffen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de onderdelen 1 en 2 van de klacht ongegrond;
- verklaart onderdeel 3 van de klacht niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk , voorzitter, mrs. A. Groenewoud en A.L.W.G. Houtakkers , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2018
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2018
verzonden aan:
- klaagster
- de gemachtigde van verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
e eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl