Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:263

Zaaknummer

7185

Inhoudsindicatie

Herzieningsverzoek van klager niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 25 augustus 2014

in de zaak 7185

naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:

verzoeker

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

´s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 16 december 2013, onder nummer

L149-2013, aan partijen toegezonden op 17 december 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard. De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2013:177.

2.    HET HOGER BEROEP

    Op het door verzoeker tegen voormelde beslissing ingestelde hoger beroep heeft het hof bij beslissing van 6 juni 2014 de beslissing van de raad bekrachtigd, onder nummer 7022.

3    HET VERZOEK TOT HERZIENING

Het verzoek, gedateerd 12 juni 2014, waarbij verzoeker het hof om herziening verzoekt van bovengenoemde beslissing is op 12 juni 2014 ter griffie van het hof ontvangen. Bij brief van 19 juni 2014 heeft verzoeker zijn verzoek nader onderbouwd.

4    BEOORELING

4.1    Tegen een beslissing van het hof is in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel opengesteld. De Advocatenwet voorziet evenmin in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter. In zijn beslissing van 14 juni 1999, gegeven onder nummer 2509, heeft het hof beslist dat in een uitzonderlijke situatie er wel aanleiding kan zijn voor een herziening, namelijk in die situatie waarin sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen. In die zaak was een herzieningsverzoek ingediend door de verweerder aan wie een tuchtrechtelijke maatregel was opgelegd. In zijn beslissing van 15 oktober 2007, gegeven onder nummer 4727, heeft het hof beslist dat de hiervoor omschreven uitzondering beperkt dient te blijven tot die gevallen waarin een verweerder aan wie een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, een beroep kan doen op schending van fundamentele rechtsbeginselen. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.

4.2    Verzoeker stelt dat geen sprake is van een eerlijk proces omdat een verweerder wel een verzoek tot herziening kan doen en een klager niet. Het hof acht evenwel geen aanleiding de uitzondering ook toe te laten voor die gevallen waarin een klager een beroep kan doen om schending van fundamentele rechtsbeginselen, omdat de wet geen rechtsmiddel, en derhalve ook niet de mogelijkheid van herziening kent. De uitzondering dient derhalve alleen toegepast te worden wanneer door de gestelde schending van een fundamenteel rechtsbeginsel ten onrechte een maatregel aan een verweerder is opgelegd.  

    Voorts voert verzoeker diverse argumenten aan waarom de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ´s-Hertogenbosch van 16 december 2013, nummer L149-2013, welke door het hof is bekrachtigd, niet in stand kan blijven. Verzoeker is het kennelijk niet eens met deze beslissing, doch daarvoor is het rechtsmiddel van herziening niet gegeven.

4.3    Dit betekent dat het onderhavige verzoek tot herziening niet in behandeling kan worden genomen en dat verzoeker in zijn verzoek tot herziening niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot herziening van de beslissing van het Hof van Discipline van 6 juni 2014 gewezen onder nummer 7022.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter,      

mrs. G. Creutzberg, A.D.R.M. Boumans, M.L. Weerkamp en I.E.M. Sutorius leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2014.