Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:7

Zaaknummer

7561

Inhoudsindicatie

Verzoek tot herziening is ingediend bij de verkeerde instantie.

Uitspraak

Beslissing van 8 januari 2016

in de zaak 7561           

naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:

verzoeker

1    HET VERZOEK

1.1    Bij brief van 9 juni 2015 aan het Hof heeft de gemachtigde van verzoeker, prof. Dr. Ir. P, een verzoek ingediend tot herziening van de beslissing van de  Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 23 maart 2015, onder nummer OB 198-2014, waarbij het verzet van klager tegen de voorzittersbeslissing van de raad van 17 juli 2014 onder hetzelfde nummer ongegrond is verklaard. Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:73

1.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 november 2015, waar verzoeker, cq. klager (hierna: verzoeker), bijgestaan door zijn gemachtigde prof. Dr. Ir. P en vergezeld door M, en verweerder zijn verschenen. De gemachtigde van verzoeker, verweerder en M hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

2    DE BEOORDELING

2.1    Verzoeker heeft aan het hof van discipline herziening gevraagd van een uitspraak van de raad van discipline. Daarmee heeft verzoeker zich echter tot de verkeerde instantie gericht. Een verzoek tot herziening dient gedaan te worden bij de tuchtrechtelijke instantie die de uitspraak, waarvan herziening wordt gevraagd, heeft gedaan. 

2.2    Het hof zal zich mitsdien onbevoegd verklaren.

2.3    Ten overvloede overweegt het hof dat de Advocatenwet niet voorziet in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter. Een verzoek tot herziening kan dan ook niet in behandeling worden genomen en verzoeker dient in een dergelijk verzoek in beginsel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Bij uitzondering kan daarover anders worden geoordeeld, doch uitsluitend indien en voor zover mocht blijken dat bij de behandeling van de zaak geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden, en beperkt tot die gevallen waarin een verweerder aan wie een tuchtrechtelijke  maatregel is opgelegd op die schending een beroep kan doen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

    verklaart zich onbevoegd ten aanzien van het verzoek van verzoeker tot herziening van de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 23 maart 2015, onder nummer OB 198-2014.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. M.M.H.P. Houben, D.J. Markx, I.P.A. van Heijst en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2016.

   

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 8 januari 2016.