Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-12-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4475
Zaaknummer
6331
Inhoudsindicatie
Beroep op niet-ontvankelijkheid faalt, omdat deken niet verplicht is ok een minnelijke schikking te beproeven. Bekrachtiging beslissing raad dat overbrengen van dreigement van de cliënte niet geoorloofd was. Hof legt waarschuwing op.
Uitspraak
Beslissing
van 10 december 2012
in de zaak 6331
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerster
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 19 december 2011, onder nummer 11-114A, aan partijen toegezonden op 19 december 2011, waarbij een klacht van klager tegen verweerster gegrond is verklaard zonder oplegging van enige maatregel.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 januari 2012 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de brief van verweerster aan het hof van 8 februari 2012.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 oktober 2012, waar verweerster is verschenen. Verweerster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster zich ervoor heeft geleend het dreigement van haar cliënt, om aangifte te zullen doen bij de Belastingdienst van door deze gesignaleerde onregelmatigheden, over te brengen.
Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
4 FEITEN
In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het beroep op de onbevoegdheid van de raad, althans de niet-ontvankelijkheid van klager op de door verweerder aangevoerde grond dat de deken geen poging heeft gedaan een minnelijke schikking te bereiken, wordt verworpen. De deken heeft kennelijk toepassing gegeven aan artikel 46e lid 2 Advocatenwet dat bepaalt dat de deken niet gehouden is een minnelijke schikking te beproeven indien hij een schikking, op grond van de inhoud van de klacht, ongewenst of onmogelijk acht.
5.2. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.3 De grieven van verweerster tegen de beslissing van de raad worden verworpen.
5.4 Het hof meent evenwel dat de beslissing van de raad, om oplegging van een maatregel achterwege te laten, niet in stand kan blijven. Op grond van de aard en ernst van het gegrond bevonden verwijt is het hof, met eenparigheid van stemmen, van oordeel dat aan verweerster de maatregel van enkele waarschuwing dient te worden opgelegd. Voor het overige dient de beslissing van de raad te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 19 december 2011, gewezen onder nummer 11-114A, voor zover de raad daarin het opleggen van een maatregel aan verweerster niet passend en geboden acht;
en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
- legt aan verweerster op de maatregel van enkele waarschuwing; en
- bekrachtigt die beslissing voor het overige.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot van Dijken, G. Creutzberg, J.C. van Oven en G.J.S. Bouwens, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2012.