Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-10-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3466
Zaaknummer
6273
Inhoudsindicatie
Klacht tegen de deken die antwoord gaf aan journalist over schorsingsbeslissing van klager. Door te verwijzen naar anoniem gepubliceerde uitspraak op tuchtrecht.nl handelde de deken niet laakbaar jegens klager. Geen schending van zijn geheimhoudingsplicht.
Uitspraak
Beslissing van 19 oktober 2012
in de zaak 6273
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klagers
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 14 november 2011, onder nummer 10-125, aan partijen toegezonden op 14 november 2011, waarbij een klacht van klagers tegen verweerder ongegrond is verklaard.
Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder LJN YA2312.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 14 december 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de brief van verweerder aan het hof van 15 februari 2012;
- de brief van verweerder aan het hof van 29 februari 2012;
- de brief van klagers aan het hof van 7 juni 2012.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 20 augustus 2012, waar klagers en verweerder zijn verschenen. Klagers hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht betreft de uitlatingen van de deken aan een journalist van “X.” waarin verweerder in zijn rol van de deken:
a. heeft verklaard dat een uitspraak van de Raad van Discipline van 14 juli 2010 gepubliceerd op internet betrekking had op klager sub 1;
b. heeft verklaard dat de deken ten aanzien van klager sub 1 aankoerst op schrapping van het tableau en heeft verklaard dat klager sub 1 niet meer kan terugkregen in het vak;
c. over gelden op de derdenrekening van klager sub 1 opmerkingen heeft gemaakt (“Zoiets is voor de deken een rode vlag” en “Daar staat namelijk ook geld op van andere cliënten”) en
d. heeft verklaard dat de zogenaamde “vliegende brigade” op klager sub 1 is afgestuurd, waardoor klagers onnodig en ernstig zijn beschadigd.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Verweerder heeft als deken op 6 juli 2010 de raad verzocht klager sub 1 op de voet van de artikelen 60ab en 60b Advocatenwet te schorsen in de uitoefening van zijn praktijk. De voorzitter van de raad heeft op de voet van artikel 60c Advocatenwet een rapporteur/bewindvoerder benoemd (de vliegende brigade). Het verzoek is op 14 juli 2010 toegewezen. Deze uitspraak van de raad is op het internet (www.tuchtrecht.nl) geplaatst. Kort nadien heeft klager zich doen schrappen van het tableau.
4.2. Op enig moment na 14 juli 2010 heeft een journalist van X., die bekend was geraakt met de schorsing van klager sub 1, verweerder benaderd met het verzoek om informatie. Met betrekking tot de inhoud van de schorsingsbeslissing van de raad heeft verweerder, in zijn hoedanigheid van deken, de journalist verwezen naar genoemde internetsite. Op 20 augustus 2010 verscheen een artikel in X. waarin de gewraakte uitlatingen van verweerder staan opgenomen.
5 BEOORDELING
5.1. De raad heeft vooraf overwogen dat de vraag voorligt of verweerder zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Daarbij dient, aldus de raad, rekening te worden gehouden met het gegeven dat aan de deken een discretionaire bevoegdheid toekomt om bij de vervulling van zijn specifieke functie informatie te verstrekken over advocaten die aan zijn toezicht zijn onderworpen, waarbij het belang van de betrokken advocaat bij geheimhouding van datgene dat voorwerp is van tuchtrechtelijke procedures, moet worden afgewogen tegen het algemeen belang dat het publiek en de advocatuur worden geïnformeerd over de schorsing of schrapping van een advocaat die ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder in de onderhavige situatie deze norm niet geschonden.
5.2. In de (enige) grief voeren klagers aan dat de raad de in de uitspraak bedoelde norm ten onrechte niet geschonden heeft geoordeeld. Daartoe voert hij aan:
- dat geheimhouding voor een advocaat een essentiële verplichting is,
- dat de raad niet tot openbaarmaking heeft besloten (waarmee kennelijk gedoeld wordt op de openbaarmaking als maatregel genoemd in artikel 48 lid 3 Advocatenwet en niet op de geanonimiseerde openbaarmaking op rechtspraak.nl),
- dat de deken zich heeft laten leiden door persoonlijke rancune jegens klager sub 1,
- dat de beslissing van 14 juli 2010 een voorlopige maatregel betrof en
- dat verweerder te ver is gegaan in zijn publicatiedrift.
Deze stellingen worden in het beroepschrift niet onderbouwd geponeerd.
5.3. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Ook het hof is van oordeel dat verweerder in de voorliggende omstandigheden het vertrouwen in de advocatuur niet heeft geschaad. Het hof neemt voorts het volgende in overweging.
5.3.1 De enkele omstandigheid dat de geheimhoudingsplicht een essentiële verplichting voor een advocaat (en ook de deken) is, wil nog niet zeggen dat verweerder, in zijn hoedanigheid van deken, geen enkele informatie mocht geven, en in het bijzonder de gegeven informatie niet mocht geven. Het verstrekken van informatie aan de pers over het te voeren beleid, ook in individuele gevallen, behoort tot de taak en bevoegdheden van een deken en wordt gerechtvaardigd door het algemeen belang. De enkele omstandigheid dat informatie wordt verschaft is derhalve ontoereikend voor schending van de geheimhoudingsplicht. Waarom de onderhavige verschafte informatie een schending van de geheimhoudingsplicht zou kunnen opleveren wordt door klagers niet uiteengezet. Het hof wijst erop dat de journalist bekend was met de naam van klager sub 1 en met zijn schorsing. Het is niet verweerder geweest die ‘de pers heeft gezocht’. In zoverre kan er geen sprake zijn van een schending van bedoelde geheimhoudingsverplichting. Tegen de achtergrond van de bij de journalist reeds bekende informatie kon verweerder de verheldering geven zoals verwoord in het krantenartikel.
5.3.2 De (openbare) internetsite strekt er onder meer toe om ‘het publiek’, en dus ook de schrijvende pers, te informeren omtrent de in het openbaar uitgesproken beslissingen van de raad. De deken mag daarnaar verwijzen in het bijzonder als degene die de informatie vraagt al op de hoogte is van de zaak en de naam van de geschorste advocaat. Daaraan doet niet af dat de raad niet de openbaarmaking als maatregel heeft gelast, dat de op de site gepubliceerde uitspraken zijn geanonimiseerd en dat de uitspraak van de raad een voorlopige maatregel betreft. Een schorsing heeft overigens een definitief karakter. De advocaat mag immers geen praktijk meer voeren. Net zo als de titel advocaat.
5.3.3 Dat klagers door de verschafte informatie in hun privacy aangetast en geraakt worden, zoals zij in eerste aanleg stelden, is onvermijdelijk. Deze inbreuk is evenwel niet een gevolg van de door de deken verstrekte informatie, maar van het opleggen van een schorsing in een in het openbaar uitgesproken beslissing van de raad op grond van gedragingen van klager sub 1 en het feit dat de journalist daarmee bekend was geraakt.
5.3.4 Van een persoonlijke rancune of een publicatiedrift is het hof niet kunnen blijken. Deze stellingen zijn niet onderbouwd.
5.3.5 De grief faalt.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 14 november 2011, onder nummer 10-125.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A. Beker, A.D.R.M. Boumans, G.J. Visser en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2012.