Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:377

Zaaknummer

7148

Inhoudsindicatie

Verwijt client in piketfase te hebben afgetroggeld ongegrond Verweerder reageerde onvoldoende op pogingen voor overleg en de deken was in het weekend niet bereikbaar. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 1 december 2014

in de zaak 7148

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Gravenhage (verder: de raad) van 14 april 2014, onder nummer R.4317/13.224, aan partijen toegezonden op 16 april 2014, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder onderdeel a gegrond is verklaard en de klacht voor het overige ongegrond en er een maatregel van een enkele waarschuwing is opgelegd.  

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TADRSGR:2014:79.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 12 mei 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg

-    brief van verweerder aan het hof van 13 oktober 2014

-    brief van klager aan het hof van 4 november 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 november 2014, waar partijen niet zijn verschenen.

3    PRELIMINAIRE OVERWEGING

Het hof heeft de zaak aanvankelijk behandeld ter zitting van 15 september 2014. Een van de toen zittende leden van het hof miste echter op dat moment de bevoegdheid om nog deel uit te maken van het hof. Die behandeling is daarom nietig. Bij die brief van 16 september 2014 zijn partijen van dit gebrek op de hoogte gesteld en uitgenodigd voor een nieuwe zitting van het hof, bepaald op 4 november 2014, waar een nieuwe behandeling heeft plaats gevonden.

4    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder

a.    dat de manier van cliënten werven die verweerder heeft benut en die bekend staat als de Amsterdamse methode of Piraterij onbetamelijk is;

b.    dat hij tijdens zijn bezoek aan klagers cliënt misbruik heeft gemaakt van de gelegenheid om hem een schriftelijke “overstapverklaring” te laten tekenen.

5    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

5.1    In het kader van de zogenaamde “S.-regeling” heeft klager op 25 oktober 2012 per videoverbinding de zich in verzekering bevindende verdachte G. gesproken. Klager heeft G. in het kader van de strafpiket regeling op zaterdag 27 oktober 2012 op het politiebureau te Spijkenisse bezocht.

5.2    Kort na het bezoek van klager aan zijn cliënt G. nam verweerder zowel telefonisch als per sms contact op met klager met de mededeling dat vrienden van G. hem hadden gevraagd als raadsman voor G. op te treden. Verweerder vroeg voorts aan klager of deze er bezwaar tegen had indien verweerder G. zou bezoeken. Klager heeft aan verweerder laten weten hiertegen inderdaad bezwaar te hebben, maar heeft, na lang aandringen van verweerder, desondanks met de arrestantenafdeling van het politiebureau te S. telefonisch contact opgenomen en vervolgens gesproken met zijn cliënt. G. liet klager weten geen behoefte te hebben aan een bespreking met een andere raadsman. Klager heeft dit aan verweerder dezelfde dag laten weten.

5.3    Op zondagochtend 28 oktober 2012 rond 12.00 uur nam verweerder een tweede keer telefonisch en per sms contact op met klager. Verweerder liet klager weten dat vrienden van verdachte G. hem wederom hadden benaderd, onder meer met het bericht dat een medeverdachte van klagers cliënt G. inmiddels was vrijgelaten, en met de nieuwe informatie dat deze medeverdachte G. had gesproken op het politiebureau voordat hij werd vrijgelaten, waarbij G. hem had laten weten dat hij nu wenste dat verweerder voor hem als raadsman zou optreden.

5.4    Verweerder vroeg klager om met G. nog een keer telefonisch contact op te nemen om bij G. na te gaan of deze nu wel of geen rechtsbijstand van verweerder wenste. Verweerder deed daarbij ook het voorstel om G. gezamenlijk met klager te bezoeken. Klager weigerde om telefonisch contact op te nemen met G. of om G. samen met verweerder te bezoeken en liet verweerder weten hem géén toestemming te geven om G. te bezoeken.

5.5    Rond 12.30 uur die zondag zond verweerder aan klager een sms met het bericht dat hij op het punt stond G. te  bezoeken en met alsnog het verzoek aan klager om G. te bellen. Verweerder herhaalde daarbij zijn voorstel om G. samen te bezoeken. Klager berichtte verweerder terug dat hij bij zijn eerdere standpunt bleef.

5.6    Verweerder heeft vervolgens G. op het politiebureau bezocht en heeft de zaak overgenomen. G. heeft een schriftelijke verklaring getekend waaruit blijkt dat hij verweerder als raadsman wenste.

5.7    Verweerder heeft klager per sms bericht de zaak van hem te hebben overgenomen en de rechter-commissaris daarvan in kennis te zullen stellen.

5.8    De klacht is door klager ingediend op 2 november 2012.

6    BEOORDELING

6.1    De raad heeft het eerste klachtonderdeel gegrond bevonden en overwogen dat het,

 gelet op het tussen klager en verweerder ontstane geschil over de overname van de rechtsbijstand aan G., op de weg van verweerder had gelegen om de tussenkomst van de deken in te roepen alvorens de cliënt van klager te bezoeken. De raad overwoog dat niet gesteld of gebleken was dat de tussenkomst van de deken niet tijdig kon worden ingeroepen. De raad overwoog dat aan klachtonderdeel b geen zelfstandige betekenis toekomt, zodat de raad dat onderdeel niet afzonderlijk beoordeelt. Overigens is klachtonderdeel b in het dictum ongegrond bevonden zodat het appel beperkt is tot de gegrondbevinding van klachtonderdeel a.

6.2    Verweerders grieven houden in dat de raad van een onvolledige gang van zaken is uitgegaan, dat de raad zonder onderbouwing heeft aangenomen dat de tussenkomst van de deken tijdig kon worden ingeroepen, en dat ten onrechte is aangenomen dat verweerder zich schuldig zou hebben gemaakt aan de Amsterdamse methode of Piraterij.

6.3    Evenals de raad stelt het hof voorop dat een advocaat die door derden is aangezocht om een gedetineerde verdachte bij te staan voor wie reeds een andere advocaat optreedt, en die de verdachte wenst te bezoeken met het doel zich ervan te vergewissen of die verdachte inderdaad door hem wenst te worden bijgestaan,  de reeds toegevoegde advocaat tijdig in kennis behoort te stellen van zijn voornemen om de verdachte te bezoeken. Indien de reeds toegevoegde advocaat meedeelt daarvoor geen toestemming te verlenen, mag die mededeling niet zonder meer worden genegeerd, maar behoren beide advocaten in overleg tot een oplossing te komen. Indien dat overleg niet tot een oplossing leidt, behoort in beginsel de tussenkomst van de deken te worden ingeroepen en als uitgangspunt ook te worden afgewacht.

6.4    Het hof overweegt voorts dat een gedetineerde verdachte slechts beperkte mogelijkheden heeft om van zijn bevoegdheid gebruik te maken een advocaat te kiezen dan wel van advocaat te wisselen. Het is niet ongebruikelijk dat een advocaat wordt benaderd door een derde, waaronder vrienden of familieleden, om voor een gedetineerde cliënt op te treden. De op die wijze benaderde advocaat behoort in beginsel tot de gedetineerde verdachte te worden toegelaten om van de verdachte zelf te vernemen wie hij als zijn advocaat wenst. Anderzijds moet ook de behandelend advocaat de gelegenheid hebben zich van de wens van zijn cliënt om over te stappen, op de hoogte te stellen.

6.5    In dit geval heeft klager op zondag 28 oktober 2012, ondanks verweerders (tweede) verzoek en ondanks de nieuwe informatie, zonder nadere redengeving geweigerd om (opnieuw) telefonisch contact op te nemen met G. om na te gaan wat G. nu wenste, en heeft hij zich evenmin bereid verklaard om samen met verweerder G. te bezoeken. Onder deze omstandigheden heeft verweerder, door G. op die zondagmiddag zonder klagers toestemming toch te bezoeken, niet in strijd gehandeld met wat een behoorlijk  advocaat betaamt. Het hof neemt daarbij ook in aanmerking dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat hij niet de mogelijkheid had om tijdig de  tussenkomst van de deken in te roepen bij gebreke van een spoedvoorziening daartoe in het weekend, terwijl verweerder voorts onbetwist heeft gesteld dat het te verwachten was dat G. op maandagochtend zou worden voorgeleid aan de rechter-commissaris en er op maandagochtend na een (geslaagde) interventie van de deken geen, althans onvoldoende, gelegenheid meer zou zijn om G. te spreken voorafgaand aan de voorgeleiding.

6.6    De door verweerder aangevoerde grieven zijn terecht aangevoerd. Het klachtonderdeel a is ongegrond. De beslissing van de raad zal op dit punt worden vernietigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van de raad van discipline van 14 april 2014 onder nummer R.4317/13.224 voor zover de raad klachtonderdeel a gegrond heeft verklaard en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing heeft opgelegd;

en, opnieuw rechtdoende:

-    verklaart het klachtonderdeel onder a) alsnog ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. L. Ritzema, A.D.R.M. Boumans, D.J. Markx en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2014.