Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-03-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:67

Zaaknummer

18-114/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  27 maart 2018

in de zaak 18-114/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

 

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 8 februari 2018 met kenmerk td/md/17-446, door de raad ontvangen op 9 februari 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster exploiteert een hotel. Klager is enig aandeelhouder en bestuurder van klaagster.

1.2 Klaagster en één van haar werkneemsters zijn verwikkeld (geweest) in een procedure voor de kantonrechter. Verweerder staat de werkneemster in die procedure bij.

1.3 Op 28 september 2017 heeft verweerder namens zijn cliënte een conclusie van repliek ingediend. In de conclusie van repliek staat, voor zover relevant:

“De enige reden, waarom [klager] de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij zijn ene bedrijf niet heeft verlengd en haar een nieuw dienstverband voor bepaalde tijd heeft aangeboden (…) bij zijn andere bedrijf [klaagster] is gelegen in het ontduiken van die wettelijke bepalingen, die beogen de werknemer te beschermen. Het gaat hier kort gezegd om een draaideurconstructie, die naar het oordeel van [de cliënte van verweerder] niet in overeenstemming is met de wet.”

1.4 Bij brief van 23 november 2017 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich in de conclusie van repliek onnodig grievend over klagers heeft uitgelaten.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij.

4.2 Verweerder betwist dat hij zich onnodig grievend over klagers heeft uitgelaten. Verweerder heeft namens zijn cliënte het standpunt ingenomen dat klaagster, gezien de feitelijke gezagsverhouding en zeggenschap, kan worden aangemerkt als opvolgend werkgever van Fassi Bedrijfsdiensten B.V. Dit was relevant voor de vraag of voor de cliënte van verweerder een vast dienstverband was ontstaan, toen zij niet langer voor Fassi Bedrijfsdiensten B.V., maar voor klaagster dezelfde werkzaamheden ging verrichten en een vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kreeg aangeboden. Volgens verweerder heeft hij zich met de door hem ingenomen standpunten niet onnodig grievend over klagers uitgelaten. De term ‘draaideurconstructie’ is bovendien een algemeen gebruikte term in de literatuur en jurisprudentie over opvolgend werkgeverschap, aldus verweerder.

4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder heeft de gewraakte stellingen namens zijn cliënte ingenomen ter onderbouwing van het standpunt dat  sprake is van opvolgend werkgeverschap. Verweerder heeft dan ook niet zomaar negatieve uitlatingen over klagers gedaan. De gewraakte stellingen zijn functioneel voor de zaak en verweerder kon de gewraakte stellingen ook innemen met het oog op het belang van zijn cliënte. In het licht hiervan is de voorzitter van oordeel dat  verweerder zich niet onnodig grievend over klagers heeft uitgelaten.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 27 maart 2018.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 27 maart 2018 verzonden.