Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:337

Zaaknummer

6763

Inhoudsindicatie

Gedragsregels zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat. Of niet naleven van een bepaalde gedragsregel tuchrechtelijk verwijtbaar is hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door tuchtrechter per geval beoordeeld. Aan aankondigingsplicht van executiemaatregelen conform gedragsregel 19 is voldaan door deruwaardersexploit, dat een aanzegging is. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 6 december 2013

in de zaak 6763

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort 's Hertogenbosch (verder: de raad) van 18 maart 2013, onder nummer H 216-2012 en H 262-2012, aan partijen toegezonden op 19 maart 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als YA 4355.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 april 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- de brief van klager aan het hof d.d. 18 september 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 7 oktober 2013, waar klager, vergezeld door zijn echtgenote, en verweerder zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

 

3 KLACHT

3.1 Klager heeft in zijn memorie van grieven onder 8 het hoger beroep uitdrukkelijk beperkt tot de beslissing van de raad op klachtonderdeel 1, zodat in hoger beroep alleen dit klachtonderdeel aan de orde is. Het houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1. Verweerder executiemaatregelen jegens klager heeft genomen zonder klager daarvan, overeenkomstig gedragsregel 19, vooraf op de hoogte te stellen.

3.2 Ter toelichting op dit klachtonderdeel heeft klager gesteld dat hij de volgens verweerder op 26 april 2012 verzonden sommatiebrief nooit heeft ontvangen.

 

4 FEITEN

 De raad heeft de volgende feiten vastgesteld, die in hoger beroep niet zijn betwist en derhalve het hof tot uitgangspunt dienen.

4.1 Klager heeft eind december 2011 een verzoek tot wijziging van de alimentatiebeschikking van 5 december 2006 bij de rechtbank ingediend. Naar aanleiding van dit verzoekschrift heeft de ex-echtgenote van klager zich in januari 2012 tot verweerder gewend. Verweerder heeft in februari 2012 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend. De mondelinge behandeling van het verzoekschrift werd bepaald op 16 mei 2012.

4.2 Verweerder heeft op 4 mei 2012 de alimentatiebeschikking van de rechtbank van 5 december 2006 aan klager laten betekenen, met bevel de betalingsachterstand van ca. € 100.000,00 te voldoen. Verweerder heeft op 25 juni 2012 ten laste van klager beslag laten leggen onder de xbank.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft tot uitgangspunt genomen dat het hier een klacht betreft over het optreden van de advocaat van de wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht geldt dat ervan moet worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem in overleg met zijn cliënt passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot. Deze vrijheid is niet onbeperkt: de advocaat dient ervoor te waken dat de belangen van de wederpartij niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

5.2 Klager heeft aangevoerd dat dit uitgangspunt van de raad in dit geval onjuist is, omdat er sprake is van overtreding van de duidelijke norm van gedragsregel 19, terwijl de voornoemde toets van het optreden van de advocaat veeleer zou zien op de bejegening van de wederpartij.

5.3 Het hof overweegt dat de Gedragsregels 1992, blijkens de inleiding erop,  normen onder woorden brengen die naar de heersende opvatting in de kring der advocaten behoren te worden in achtgenomen bij de uitoefening van het beroep van advocaat en bedoeld zijn als richtlijn voor de advocaat. Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.4 Het hof zal veronderstellenderwijze ervan uitgaan dat in het onderhavige geval (eventuele) niet-naleving van gedragsregel 19 ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert. Daarmee ontvalt het belang aan klagers onder 5.2 weergegeven grief.

5.5 Ingevolge gedragsregel 19 was verweerder gehouden klager kennis te geven van zijn voornemen over te gaan tot het nemen van tenuitvoerlegging van de alimentatiebeschikking, alvorens executiemaatregelen te nemen. De ratio van deze bepaling is het leggen van onnodige beslagen te voorkomen.

5.6  Verweerder heeft gesteld aan deze verplichting te hebben voldaan door zijn brief van 26 april 2012, waarin hij executiemaatregelen aankondigde. Klager stelt deze brief – die niet per aangetekende post is verzonden – niet ontvangen te hebben. Wie in deze kwestie het gelijk aan zijn zijde heeft kan in het midden blijven op grond van het navolgende.

5.7  Verweerder heeft namelijk in elk geval ook voldaan aan zijn uit gedragsregel 19 voortvloeiende aankondigingsplicht door het deurwaardersexploit van 4 mei 2012 waarbij de beschikking werd betekend met bevel binnen twee dagen na betekening aan de inhoud van de beschikking te voldoen en met de aanzegging van executiemaatregelen. Daarmede heeft verweerder gehandeld in overeenstemming met het bepaalde in art. 439 lid 1 en 2 Rv. Klager beschouwt het deurwaardersexploit ten onrechte als een executiemaatregel. Het exploit is slechts de wettelijk voorgeschreven aanzegging van executiemaatregelen.

5.8 Ingevolge gedragsregel 19 was verweerder tevens gehouden klager een redelijke termijn voor beraad te geven. Hoewel de in het exploit gestelde termijn van twee dagen om aan de inhoud van de beschikking te voldoen kort is, kan in het onderhavige geval niet worden geoordeeld dat de termijn te kort was; klager heeft immers binnen die termijn gereageerd, hetgeen verweerder ertoe heeft gebracht beslaglegging op te schorten.

 

5.9 Het hof concludeert dat verweerder niet heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 19, evenmin de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De grieven van klager worden verworpen.

 BESLISSING

 Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 18 maart 2013 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch onder nr. H 216-2012 en H 262-2012, voor zover aan ’s hofs oordeel onderworpen.

 

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. A. Beker, A.B.A.P.M. Ficq, A. Minderhoud en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Stevens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2013.