Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:362
Zaaknummer
7188
Inhoudsindicatie
Verwijt gegrond meermalen rechtstreeks met klager (verweerders wederpartij die werd bijgestaan door een advocaat) heeft gecommuniceerd, ook al nam klager daartoe het initiatief. waarschuwing
Uitspraak
Beslissing van 19 december 2014
in de zaak 7188
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 19 mei 2014, onder nummer 14-21, aan partijen toegezonden op 19 mei 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder deels gegrond is verklaard voor zover in de beslissing is aangegeven, en aan verweerder geen maatregel is opgelegd.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 juni 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de brief van verweerder aan het hof van 26 juni 2014, inhoudend dat hij bij zijn standpunt blijft;
- de brief van klager gedateerd 12 juni 2014, ontvangen ter griffie op 17 oktober 2014, met een akte overleggen producties.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 31 oktober 2014, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder meerdere malen rechtstreeks met klager heeft gecommuniceerd en daarmee regel 18 van de Gedragsregels voor advocaten heeft overtreden. De klacht van klager komt hierop neer dat verweerder hem ook rechtstreeks heeft benaderd over zaken die betrekking hadden op lopende procedures.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Verweerder treedt op als advocaat voor de wederpartij van klager, M B.V.. De cliënte van verweerder huurt een praktijkruimte van klager en heeft daar een orthodontiepraktijk in gevestigd. Sinds april 2012 was tussen partijen een procedure aanhangig bij de rechtbank Amsterdam, waarin klager, voor wie mr. V als advocaat optrad, boetes vorderde, verwijdering van diverse apparatuur en herstel van het gehuurde. In reconventie vorderde M B.V. onder meer herstel van de gevel en de lift en een verklaring voor recht met betrekking tot de huur/servicekosten. Op 12 februari 2013 heeft de kantonrechter vonnis gewezen, M B.V. veroordeeld tot een boete en klager veroordeeld tot reparatie van de lift, en het overige afgewezen. M B.V. heeft hoger beroep ingesteld, onder andere ten aanzien van een afgewezen dwangsom op het bevolen herstel van de lift en de huurprijs; die procedure loopt nog.
4.2 In de periode september 2012 tot september 2013 heeft verweerder regelmatig rechtstreeks contact met klager gehad en heeft hij klager zeer geregeld rechtstreeks aangeschreven, in elk geval:
- bij brief van 11 september 2012 over installaties, leidingen, herstel en de lift; tevens deed verweerder in deze brief aan klager een schikkingsvoorstel;
- bij e-mail van 7 november 2012 over de lift;
- bij e-mails van 22 november 2012 en 8 januari 2013 over huur/servicekosten;
- bij e-mail van 23 januari 2013 over een bouwkundig onderzoek van het verhuurde pand;
- bij brief van 28 januari 2013 over een onaangekondigd bezoek van een bouwkundige;
- bij e-mail van 11 maart 2013 over de uitvoering van het vonnis van 12 februari 2013, waarbij verweerder een bespreking met klager voorstelde;
- bij e-mail van 30 augustus 2013 over de kosten van het liftonderhoud.
4.3 Bij een bespreking tussen klager en M B.V. op 6 september 2013 is verweerder aanvankelijk aanwezig geweest, maar hij heeft zich later uit het gesprek teruggetrokken.
4.4 Op 12 september 2013 heeft verweerder aan klager bericht dat het hem niet meer vrij stond rechtstreeks met klager te communiceren over het liftonderhoud.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft geoordeeld dat bij verweerder verwarring is ontstaan over wie er voor klager optrad en over welke onderwerpen rechtstreeks met klager gecorrespondeerd mocht worden. Het doen van een schikkingsvoorstel op 11 september 2012 had echter rechtstreeks betrekking op een lopende procedure en daarvoor was de raadsman van klager de aangewezen gesprekspartner. In zoverre achtte de raad de klacht gegrond, maar de raad legde geen maatregel op omdat verweerder de onjuistheid van zijn handelwijze inzag, geen tuchtrechtelijk verleden heeft en omdat klager zelf ook een rol heeft gespeeld bij de ontstane verwarring.
5.2 Klager heeft als grief tegen deze beslissing aangevoerd, dat de raad ten onrechte heeft geoordeeld dat klager zelf ook een rol heeft gespeeld bij de verwarring die is ontstaan, waarbij klager in het bijzonder verwijst naar de brief van 11 maart 2013. Verder heeft klager bezwaar tegen de overweging van de raad dat er diverse onderwerpen waren waarover klager rechtstreeks benaderd wilde worden. Klager stelt dat noch hij, noch zijn raadsman in de periode september 2012 tot september 2013 aan verweerder toestemming hebben gegeven om rechtstreeks met klager te communiceren. Bovendien ging de rechtstreekse communicatie over zaken die betrekking hadden op de lopende procedure.
5.3 Het hof overweegt dat klager ontvankelijk is in zijn hoger beroep hoewel de klacht gegrond is verklaard, nu de klacht door de raad kennelijk slechts ten dele is behandeld. De klacht luidt immers dat verweerder “meerdere malen” rechtstreeks met klager in contact is getreden, terwijl de raad alleen de brief van 11 september 2013 heeft behandeld. Als het dictum van de raad zo gelezen moet worden dat de klacht (gegrond is in zoverre als aangegeven maar) overigens is afgewezen, is klager ontvankelijk in zijn hoger beroep aangezien dat dan tegen het afgewezen deel van zijn klacht is gericht.
5.4 Het hof stelt – evenals de raad - voorop, dat de advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Dit geldt evenzeer wanneer de bedoelde partij zich rechtstreeks tot hem wendt.
5.5 Het staat vast dat de advocaat van klager, mr. V, nimmer toestemming voor rechtstreeks contact van verweerder met klager heeft gegeven. Verder staat vast dat de onderwerpen waarover verweerder in de in r.o. 4.2 genoemde brieven en e-mails – waarvan verweerder geen kopie naar de raadsman van klager heeft gestuurd - rechtstreeks met klager contact had, ook onderwerp van debat waren in de procedure bij de rechtbank Amsterdam die sinds april 2012 liep en waarin mr. V zich voor klager had gesteld. Het was dus zonder meer duidelijk voor verweerder dat klager in die kwesties, die niet te beperkt genomen moeten worden, door deze raadsman werd bijgestaan; in feite was op grond van het in r.o. 5.4 genoemde uitgangspunt de raadsman van klager voor alles wat de huurovereenkomst met betrekking tot het bewuste pand betrof, gedurende de daarover gevoerde procedure voor verweerder het uitsluitende aanspreekpunt.
5.6 Dat is niet anders als klager, zoals verweerder stelt, zich herhaaldelijk zelf rechtstreeks met verweerder in verbinding heeft gesteld of zelfs tegen verweerder gezegd heeft dat hij wilde dat verweerder rechtstreeks met hem zou communiceren in plaats van via mr. V. Verweerder had klager kunnen en moeten berichten, met kopie aan de raadsman van klager, dat dat niet de bedoeling was. Of klager zelf een rol heeft gespeeld in een verwarring bij verweerder is dus niet relevant.
5.7 De grieven van klager slagen en de klacht is alsnog (geheel) gegrond.
Het handelen van verweerder was klachtwaardig en het hof acht de maatregel van enkele waarschuwing daarvoor passend en geboden.
Nu niet geheel duidelijk is hoe de beslissing van de raad moet worden verstaan, en het hof anders dan de raad een maatregel oplegt, zal het hof de beslissing van de raad vernietigen en opnieuw recht doen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 19 mei 2014, onder nr. 14-21 tussen klager en verweerder gewezen;
en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. L. Ritzema, A.R. Sturhoofd, C.A.M.J. Raymakers en M.L.J.C. van Emden-Geenen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A.H. Holm-Robaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2014.