Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:23

Zaaknummer

6379

Inhoudsindicatie

Klacht overtreding gedragsregel 15 ongegrond. Geen sprake van ingaan op de zaak of op gevoerde debat, maar van aanlevering dossier op verzoek van de rechter met gerechtvaardigde toelichting.

Uitspraak

Beslissing van 18 maart 2013

in de zaak 6379

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 5 maart 2012, onder nummer R.3528/10.158, aan partijen toegezonden op 6 maart 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van een enkele waarschuwing is opgelegd.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 12 maart 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- e-mail van verweerder aan het hof van 31 december 2012;

- de brief van verweerder aan het hof van 3 januari 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 18 januari 2013, waar verweerder is verschenen en namens klager mr. X..

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt in dat verweerder gedragsregel 15 heeft overtreden daar hij zich door middel van de brieven van 12 en 19 november 2009 zonder toestemming van klagers gemachtigde tot de rechter heeft gewend.

4 FEITEN

4.1 Het volgende is komen vast te staan:

4.2 Verweerder treedt op als advocaat voor een verzekeringsmaatschappij in een geschil met klager. Tussen partijen zijn meerdere inhoudelijke procedures gevoerd, die alle in het voordeel van de verzekeringsmaatschappij zijn beslecht.

4.3 Op 12 november 2009 vond voor het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch een pleidooi plaats in het door klager ingestelde hoger beroep tegen een beslissing van de voorzieningenrechter. Het procesdossier had op dat moment tengevolge van de vele procedures een forse omvang. Klager had aan zijn pleitnota producties met nummer 33 tot en met 41 gehecht, welke producties hij kort voor de pleidooizitting op 9 en 11 november 2009 aan het gerechtshof en verweerder had gezonden. Het gerechtshof heeft die producties na bezwaar door verweerder als tardief aangemerkt en buiten beschouwing gelaten. In de hoofdzaak zou kort na dat pleidooi worden beslist door het gerechtshof Amsterdam. Het gerechtshof heeft verweerder ter zitting gevraagd om de stukken van het hoger beroep dat in Den Bosch speelde na het pleidooi nogmaals geordend te fourneren. Verweerder voldeed diezelfde dag nog aan dat verzoek en schreef aan zijn procesadvocaat:

4.4 “Ten pleidooie van heden is met het Hof afgesproken dat de partijen nog de stukken zullen na-fourneren.

Voor wat betreft Z. is afgesproken dat de 84 producties (die zijn geïnventariseerd op de bijlage bij dit bericht) niet nogmaals hoeven te worden gefourneerd. Er is één exemplaar van die producties met kleurenfoto’s. De schaduwdossiers zijn in zwart-wit.

Mij is daarom hedenochtend verzocht om alleen de originele stukken met betrekking tot het Bossche appel te fourneren en dat doe ik hierbij. Het gaat dan om:

1. de appèldagvaarding met anticipatie-exploot;

2. de memorie van grieven;

3. de memorie van antwoord;

4. de akte van (hof: klager) van 30 juni 2009;

5. de pleitnota van Z. van 28 oktober 2009 (die volgens mededeling van het Hof van hedenochtend tijdig is gedeponeerd en tot de processtukken behoort);

6. de pleitnota van Z. van heden:

7. de pleitnota van mr. Van T. van heden.

Van de pleitnota van mr. Van T. heb ik verwijderd alle daaraan gehechte producties (33 t/m 41), welke producties vooraf door hem aan het Hof waren toegezonden met zijn brieven van 9 en 11 november 2009. Ik heb namelijk hedenochtend tegen die producties bezwaar gemaakt (zie ook mijn pleitnota) en dat bezwaar is ter zitting gegrond verklaard.

Ook bevestig ik dat het Hof de “voorpleitnota” van mr. Van T. van 14 oktober 2009 als non-existent beschouwt en die voeg ik dus ook niet bij de stukken in het appèl.

Tot slot bevestig ik dat het Hof heeft toegestaan (omdat mr. Van T. daarmee ter zitting heeft ingestemd), dat ik het arrest dat het Hof Amsterdam in de bodemprocedure gaat wijzen (en dat nu voor wijzing staat op 8 december 2009) zonder commentaar nastuur naar het Hof Den Bosch zodra dat arrest gewezen is (een en ander conform het in mijn pleitnota van heden op pagina 16 gedane “slotverzoek”).”

4.5 De procesadvocaat heeft het dossier met de aan hem gerichte brief middels een H10- formulier op 13 november 2009 aan het gerechtshof gezonden. Vervolgens heeft het gerechtshof op 16 november 2009 laten weten dat het niet de bedoeling was dat verweerder een origineel dossier fourneerde, doch een kopie dossier. Vervolgens heeft verweerder aan zijn procesadvocaat een kopie dossier gezonden op 19 november 2009. De daarbij gevoegde brief was identiek aan de hiervoor geciteerde brief. Zowel van de brief van 12 november als die van 19 november 2009 zond verweerder kopieën aan de procesadvocaat van mr. Van T.  Mr. van T. heeft op 22 november 2009 bij de procesadvocaat van verweerder bezwaar gemaakt tegen indiening van de begeleidende brief van verweerder. De procesadvocaat heeft evenwel het kopie dossier met de begeleidende brief van verweerder op 24 november 2009 bij het hof ingediend.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft de klacht gegrond verklaard en onder meer overwogen dat verweerder heeft miskend dat hij blijkens de inhoud van de hiervoor geciteerde brief niet enkel de processtukken aan het hof heeft overgelegd, maar deze voorzien heeft van een eigen commentaar, en in zoverre inhoudelijk is ingegaan op hetgeen ter zitting (het pleidooi) was voorgevallen. De raad overweegt dat een zekere kleuring daaraan niet kan worden ontzegd.

5.2 Het hof zal de beslissing van de raad vernietigen en de klacht ongegrond verklaren. In gedragsregel 15, lid 2 is bepaald dat, nadat om een uitspraak is gevraagd, het de advocaat niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Achtergrond van die regel is dat partijen nadat een zaak in staat van wijzen is niet meer op de inhoud van de zaak mogen ingaan en niet op het gevoerde debat mogen terug komen. Daarvan is in het onderhavige geval naar het oordeel van het hof geen sprake. Verweerder heeft op verzoek van het gerechtshof een geordend dossier aangeleverd. Ter zitting van dit hof heeft verweerder onweersproken uiteengezet dat tijdens het pleidooi de tafel van de raadsheren vol lag met stapels stukken en producties. Desgevraagd hebben partijen bevestigd dat de producties die namens klager kort voor het pleidooi waren ingezonden en die ter zitting door het gerechtshof als tardief zijn aangemerkt en geweigerd, op die zitting niet aan mr. Van T. zijn teruggegeven. Het hof acht het onder deze omstandigheden begrijpelijk en acceptabel dat verweerder in zijn begeleidende brief aan zijn procesadvocaat uiteen zette wat er tijdens de zitting van het hof had plaatsgevonden, welke stukken hij wel en welke hij niet fourneerde en welke afspraak was gemaakt met het gerechtshof. Van heropening van het debat was met de inzending van de brief aan het hof door de procesadvocaat van verweerder geen sprake. Dat verweerder na het bezwaar van mr. Van T. zijn procesadvocaat niet heeft geïnstrueerd om bij het inzenden van het kopie dossier aan het hof op 24 november 2009 de begeleidende brief niet meer mee te zenden, acht het hof gelet op het vorenstaande, evenmin tuchtrechtelijke verwijtbaar.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van 5 maart 2012 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage, genomen onder nummer R. 3528/10.158;

en, opnieuw rechtdoende:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, G.J.S. Bouwens en W.J. van Andel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2013.