Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-12-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4467
Zaaknummer
6342
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond. Belangen van klaagster niet nodeloos of op ontoelaatbare wijze geschaad.
Uitspraak
Beslissing
van 14 december 2012
in de zaak 6342
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klaagster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 16 januari 2012, onder nummer 11-80, aan partijen toegezonden op 16 januari 2012, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerder klaagster niet-ontvankelijk is verklaard in klachtonderdeel b, klachtonderdelen a en d ongegrond zijn verklaard, klachtonderdeel c gegrond is verklaard en de maatregel van waarschuwing is opgelegd.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 14 februari 2012 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klaagster tevens incidenteel appel, ter griffie van het hof ontvangen op 23 maart 2012.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 oktober 2012, waar klaagster en verweerder zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota. Klaagster heeft haar incidenteel beroep ingetrokken.
3 KLACHT
Nu klaagster haar incidenteel beroep heeft ingetrokken is in hoger beroep alleen klachtonderdeel c nog aan de orde. Daarin verwijt klaagster verweerder:
c. dat hij de boekjes niet onmiddellijk na het aanbrengen van de appelprocedure heeft gedeponeerd;
4 FEITEN
4.1 De feitenweergave van de raad behoeft op enkele punten aanvulling. Samengevat en voor zover in hoger beroep van belang is het navolgende komen vast te staan.
4.2 Verweerder is in een civiele procedure opgetreden als advocaat van de tegenpartij van klaagster. Deze procedure betrof de vervuiling van door X bewerkte landbouwgrond die eigendom was van de moeder van klaagster. Werknemers van X hebben in boekjes verslag gedaan van hun voor X verrichte werkzaamheden. Die werkboekjes hebben een rol gespeeld in de eerste aanleg van de hiergenoemde civiele procedure.
4.3 Klaagster heeft een appeldagvaarding doen uitbrengen op 9 december 2008 tegen de zitting van 6 januari 2009.
4.4 Op 8 december 2008 doet klaagsters advocaat een verzoek aan verweerder om inzage in de werkboekjes welk verzoek op 16 december 2008 door hem wordt herhaald. Op 17 en 22 december 2008 deelt verweerder klaagsters advocaat mede dat de werkboekjes waarvan in de procedure kopieën zijn overgelegd als bewijsmiddel zullen worden gedeponeerd zodra de appelprocedure is aangebracht. Tevens heeft verweerder aan de advocaat van klaagster laten weten dat hij notarieel gewaarmerkte kopieën van de werkboekjes zou laten maken alvorens tot depot ter griffie over te gaan.
4.5 Op 3 februari 2009 deelt verweerder klaagsters advocaat mede dat de werkboekjes ter griffie zijn gedeponeerd. Op 4 februari 2009 bericht verweerder klaagsters advocaat dat de werkboekjes door de griffie geretourneerd zijn omdat hij zich niet in de procedure had gesteld. Verweerder zegt toe zich alsnog te stellen en op 16 februari 2009 bericht verweerder klaagsters advocaat opnieuw dat de werkboekjes ter griffie zijn gedeponeerd.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft onderdeel c gegrond verklaard. In zijn daartegen gerichte grief heeft verweerder aangevoerd dat de raad ten onrechte de vraag buiten beschouwing heeft gelaten of klaagster door het geschetste gebrek aan voortvarendheid rechtstreeks in haar belang is geschaad. Bovendien heeft de raad ten onrechte buiten beschouwing gelaten de door verweerder aangevoerde omstandigheden die tot de vertraging hebben geleid, aldus de grief.
5.2 Het hof stelt voorop dat bij beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de wederpartij – waarvan in deze zaak sprake is – ervan behoort te worden uitgegaan dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt, en dat deze vrijheid niet mag worden beknot tenzij de belangen van de wederpartij nodeloos en ontoelaatbaar worden beknot.
5.3 Anders dan de raad is het hof van oordeel dat de enkele omstandigheid dat met depot van de werkboekjes enige tijd gemoeid is geweest, niet de conclusie rechtvaardigt dat verweerder de belangen van klaagster nodeloos of op ontoelaatbare wijze heeft geschaad. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat verweerder de advocaat van klaagster steeds op de hoogte heeft gesteld van de redenen die tot de vertraging hebben geleid.
5.4 De slotsom is dat de grief slaagt en dat onderdeel c alsnog ongegrond moet worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 16 januari 2012, onder nummer 11-80, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel c ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, G. Creutzberg, J.P. Balkema en T.E. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2012.