Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:44

Zaaknummer

150063

Inhoudsindicatie

Klacht dat advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat hij in een procedure een grote hoeveelheid stukken bij het gerechtshof heeft ingediend zonder daarvan een afschrift aan de advocaat van klager te sturen, is ongegrond.De advocaat heeft op dezelfde dag dat hij de stukken ter griffie deponeerde de advocaat van klager hiervan op de hoogte gesteld. De advocaat van klager heeft de gedeponeerde stukken voor de behandeling van de zaak ook ingezien. Daarnaast heeft het gerechtshof besloten de gedeponeerde stukken buiten beschouwing te laten omdat zij niet op de gebruikelijke wijze zijn ingediend. Van schending van de in gedragsregel 14 besloten liggende te beschermen verdedigingsbelang is in dit geval geen sprake (geweest). Het hof acht het gemaakte verwijt daarmee te gering van betekenis van van onvoldoende gewicht om daaraan enige tuchtrechtelijke gevolgen te verbinden. Het hof bekrachtigt daarom de beslissing van de raad.

Uitspraak

Beslissing

van 7 maart 2016

in de zaak 150063

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 24 augustus 2015, onder nummer L280-2014, aan partijen toegezonden op 25 augustus 2015, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:174.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 18 september 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    het faxbericht van klager gericht aan de algemeen deken van de Nederlandse Orde van Advocaten van 28 oktober 2015, ter griffie van het hof ontvangen op 28 oktober 2015;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    het faxbericht van klager aan het hof van 22 december 2015;

-    de brief van verweerder aan het hof van 22 december 2015;

-    het faxbericht van klager aan het hof van 7 januari 2016.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 januari 2016, waar verweerder is verschenen. Klager was met kennisgeving afwezig.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

in een procedure een grote hoeveelheid stukken bij het Hof heeft ingediend zonder daarvan een afschrift aan de advocaat van klager te sturen. Tot die stukken behoorden een vaststellingsovereenkomst over afkoop auteursrechten en financiële bescheiden zoals jaarstukken, aangiften en aanslagen.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Verweerder, kantoorhoudende te Heerlen, is de advocaat van de ex-echtgenote van klager. Klagers ex-echtgenote is op 10 juli 2012 in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank M d.d. 15 mei 2012, waarbij het verzoek van klagers ex-echtgenote tot veroordeling van klager tot betaling van kinderalimentatie was afgewezen.

4.2    In de bij het Gerechtshof te H (hierna: “het gerechtshof”) aanhangige appelprocedure heeft verweerder op 4 januari 2013 ter griffie stukken gedeponeerd. Hiervan is een akte van depot opgemaakt. De stukken betroffen een vaststellingsovereenkomst en financiële bescheiden zoals jaarstukken, aangiften en aanslagen.

4.3    Verweerder heeft klagers advocaat, die gevestigd is in M, bij brief d.d. 4 januari 2013 op de hoogte gesteld van het feit dat hij de vaststellingsovereenkomst ter griffie had gedeponeerd. Verweerder heeft klagers advocaat geen afschrift van de vaststellingsovereenkomst, noch van de overige ter griffie gedeponeerde stukken toegestuurd.

4.4    Klagers advocaat is in de gelegenheid gesteld om de gedeponeerde stukken voorafgaand aan de mondelinge behandeling die gepland stond op 15 januari 2013 in te zien en heeft van die mogelijkheid ook gebruik gemaakt.

4.5    Klagers advocaat heeft zowel bij brief d.d. 7 januari 2013 als tijdens de mondelinge behandeling bij het gerechtshof op 15 januari 2013 bezwaar gemaakt tegen het feit dat verweerder de stukken heeft gedeponeerd zonder daarvan een afschrift aan klagers advocaat te sturen en heeft het gerechtshof verzocht om de gedeponeerde stukken buiten beschouwing te laten.

4.6    Het gerechtshof heeft bij beschikking d.d. 21 februari 2013 geoordeeld dat de door verweerder gedeponeerde stukken op grond van het Procesreglement Verzoekschriftprocedures Familiezaken Gerechtshoven buiten beschouwing moesten worden gelaten. Naar het oordeel van het gerechtshof rustte op de gedeponeerde stukken behoudens mogelijk de vaststellingsovereenkomst geen geheimhoudingsplicht zodat de stukken hadden moeten worden ingediend op de gebruikelijke wijze.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft in zijn beslissing waarvan beroep, geoordeeld dat de handelwijze van verweerder ongelukkig is geweest maar niet zodanig dat hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.2    Het hof begrijpt dat klager verweerder verwijt dat verweerder stukken heeft gedeponeerd zonder daarvan een afschrift toe te zenden aan de advocaat van klager. 

Verweerder heeft wel op dezelfde dag dat hij deze stukken ter griffie heeft gedeponeerd, de advocaat van klager hiervan op de hoogte gesteld. De advocaat van de klager heeft de gedeponeerde stukken voor de behandeling van de zaak ook ingezien. Daarnaast heeft het gerechtshof besloten de gedeponeerde stukken buiten beschouwing te laten omdat zij niet op de gebruikelijke wijze zijn ingediend. Van schending van het in gedragsregel 14 besloten liggende te beschermen verdedigingsbelang is in dit geval geen sprake (geweest). Het hof acht het gemaakte verwijt daarmee te gering van betekenis en van onvoldoende gewicht om daaraan enige tuchtrechtelijke gevolgen te verbinden. Het hof zal de beslissing van de raad daarom bekrachtigen.

   

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 24 augustus 2015, onder nummer L280-2014.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.B.A.P.M. Ficq, A.J. Louter en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2016.

griffier    voorzitter           

              

De beslissing is verzonden op 7 maart 2016.