Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-04-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:87

Zaaknummer

17-733/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 16 april 2018

in de zaak 17-733/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 6 november 2017 op de klacht van:

klagers

tegen:

     

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 12 mei 2017 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 8 september 2017 met kenmerk 4017-0342, door de raad ontvangen op 11 september 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 6 november 2017 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) klagers deels niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht en de klacht deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 6 november 2017 is verzonden aan klagers.

1.4 Bij brief van 10 november 2017, door de raad ontvangen op 10 november 2017, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 maart 2018 in aanwezigheid van klager 3 en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 10 november 2017.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Voor zover klagers daartegen in verzet opkomen wordt daarop hierna, in 4.1 en 4.2, ingegaan.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 De voorzitter heeft ten onrechte geen aandacht besteed aan de door klagers aangedragen feiten terzake de corruptie van de heer Van den E.

3.2 Hetgeen de voorzitter in 4.3 van haar beslissing heeft overwogen is niet relevant; het gaat erom dat verweerder met de kenbare belangen van klagers onvoldoende rekening heeft gehouden en klager 3 doelbewust niet op de hoogte heeft gesteld van het (beoogde) ontslag van Breton Limited, waardoor de voor verweerder kenbare belangen van klagers ernstig zijn ondermijnd.

3.3 Het is onmiskenbaar een drogreden dat is bepaald dat het advies van verweerder om geen enkele transactie uit te voeren een deugdelijk advies is.

4 BEOORDELING

4.1 Klagers hebben ten aanzien van de vaststelling van de feiten door de voorzitter aangevoerd dat hetgeen in 1.3 van de beslissing is overwogen niet juist is. Klaagster 1 is de commerciële entiteit achter de Stichting Loterijverlies.nl (hierna de Stichting). De Stichting is slechts opgericht om te bereiken wat klaagster 1 zelf niet kan, namelijk het instellen van een collectieve actie ex artikel 3:305a BW. Klaagster 1 is van meet af aan leading geweest en degene die de procedures voert en/of initieert, aldus klagers.

4.2 De raad overweegt dat, wat hier verder ook van zij, dit niet van belang is voor de beoordeling van de klacht en derhalve niet kan leiden tot gegrondverklaring van het verzet.

4.3 De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter klagers terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel d) en de overige klachtonderdelen terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.

4.4 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. P. van Lingen en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2018.

Griffier Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2018 verzonden.