Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:234

Zaaknummer

6672

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij in familiezaak over overtreden procesregels door raad gedeeltelijk gegrond verklaard. Hof vernietigt dat oordeel, nu het overleggen van een onvolledig procesdossier geen opzet was, verweerster na ontdekking adequaat heeft gehandeld en klager niet in zijn belang is geschaad. Ook overigens binnen de grenzen van beleidsvrijheid gebleven.

Uitspraak

Beslissing van 13 september 2013

in de zaak 6672

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

advocaat te Amsterdam

verweerster

 

en van:

 

wonende te Edam, gemeente Edam-Volendam,

klager.

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 18 december 2012, onder nummer 12-159A, aan de partijen gezonden op 18 december 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerster op onderdeel a gegrond is verklaard, op de onderdelen b, c en d ongegrond is verklaard en de maatregel van berisping is opgelegd.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 14 januari 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is even-eens op 14 januari 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.3 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerster;

- de antwoordmemorie van klager;

- de brief van verweerster aan het hof van 28 juni 2013.

2.4 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 juli 2013, waar klager, bijgestaan door mr. A., advocaat te Amsterdam, en verweerster zijn verschenen. Verweerster en mr. A. hebben hun standpunten toege¬licht aan de hand van hun aan het hof overgelegde notities.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) niet het volledige procesdossier in eerste aanleg aan het gerechtshof heeft overge¬legd;

b) na de termijn die het hof daartoe had gegeven, alsnog een productie heeft ingediend;

c) in haar incidentele antwoord tevens heeft gerepliceerd, waardoor zij de procedure¬regels heeft geschonden;

d) aan het hof heeft voorgesteld om de minderjarige kinderen van partijen als getuigen te laten horen.

4 GRIEVEN

4.1 Verweerster heeft de volgende grieven aangevoerd.

1. Ten onrechte is door de raad aangenomen dat verweerster willens en wetens de procesregel ter zake van het inbrengen van het procesdossier heeft overtreden en dientengevolge het gerechtshof opzettelijk onvolledig heeft voorgelicht.

2. Ten onrechte heeft de raad overwogen dat klager direct in zijn belang is getroffen, nu het gerechtshof opzettelijk onvolledig is ingelicht.

3. Ten onrechte is de raad, die onderscheid heeft gemaakt tussen procesregels waarvan de overtreding wel en die waarvan de overtreding niet kenbaar is, voorbijgegaan aan de (on)kenbaarheid van de overtreding voor het gerechtshof.

4.2 Het hof leest in de appelmemorie van klager de volgende grief:

 Ten onrechte heeft de raad de klacht op onderdeel d ongegrond verklaard.

5 FEITEN

 Het volgende is komen vast te staan:

5.1 Klager en zijn voormalige echtgenote zijn verwikkeld in gerechtelijke procedures over (onder meer) kinderalimentatie, waarbij verweerster als advocate van de voormalige echtgenote van klager is opgetreden.

5.2 Bij beschikking van 4 mei 2011 heeft de rechtbank Amsterdam een verzoek van de voormalige echtgenote van klager afgewezen. Verweerster heeft namens haar cliënte hoger beroep tegen die beschikking ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

5.3 Het door verweerster aan het gerechtshof overgelegde procesdossier van het geding in eerste aanleg was niet compleet, hetgeen bij het begin van de mondelinge behandeling door de voorzitter van het gerechtshof is opgemerkt, waarbij nog niet duidelijk was welke stukken ontbraken. Verweerster heeft toen voorgesteld om de zaak aan te houden totdat alle stukken in het bezit van het gerechtshof en de beide partijen waren. Mr A. (de advocaat van klager) heeft daarop opgemerkt dat aanhouding wat hem betreft niet nodig was, waarna ter terechtzitting is afgesproken dat de beide partijen kopieën van de nog ontbrekende stukken zouden inleveren. Vervolgens heeft verweerster afschriften van het volledige procesdossier aan het gerechtshof overgelegd.

5.4 Verweerster heeft in dat geding bewijs van haar stellingen aangeboden door middel van het doen horen van de kinderen van klager en zijn voormalige echtgenote als getuigen.

6 BEOORDELING

6.1 De grieven in het hoger beroep van verweerster hebben alle betrekking op klachtonderdeel a.

 De grief in het hoger beroep van klager heeft betrekking op klachtonderdeel d.

 Geen grieven zijn gericht - zoals klager ter zitting heeft beaamd - tegen de beslissingen van de raad ter zake van de klachtonderdelen b en c, zodat deze klachtonder¬delen in hoger beroep geen bespreking behoeven.

 Het hoger beroep van verweerster

6.2 Op grond van artikel 34 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, alsook op grond van artikel 1.2.6 Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven dient in geval van hoger beroep bij een gerechtshof in een zaak als de onderhavige de appellant alle stukken van het geding in eerste aanleg over te leggen.

 Vast staat dat niet alle stukken van het geding door verweerster namens haar cliënt aan het gerechtshof waren overgelegd, waarmee in strijd met de laatstgenoemde bepalingen is gehandeld. De raad is er bij zijn beslissing van uitgegaan –gelet op de verklaring van verweerster- dat zij welbewust een onvolledig dossier heeft overgelegd  en daarmee het gerechtshof opzettelijk onjuist heeft willen voorlichten.

6.3 Verweerster heeft verklaard dat het overleggen van een onvolledig dossier te wijten was aan een vergissing van haar kant en dat zij niet opzettelijk het hof onvolledig heeft willen informeren. Deze omissie was ook kenbaar voor het gerechtshof en de voorzitter van het hof heeft hierop bij het begin van de mondelinge behandeling (volgens verweerster tot haar schrik) gewezen. Verweerster heeft hierop  gereageerd door aan¬houding van de behandeling voor te stellen (hetgeen volgens de advocaat van de wederpartij niet nodig was) en aan te bieden alsnog het volledige dossier van het geding in eerste aanleg over te leggen, hetgeen zij ook heeft gedaan. Naar het oordeel van het hof kan uit de gang van zaken niet worden afgeleid dat verweerster opzettelijk een onvolledig dossier heeft overgelegd.

6.4  Door die kenbaarheid bij  het gerechtshof  en het spoedige herstel van de onvolledig-heid van de overgelegde stukken, kan klager door die onvolledigheid ook niet in zijn belang zijn geschaad. In het bijzonder kan hierdoor ook de procedure voor het gerechtshof niet of nauwelijks vertraging hebben opgelopen.

6.5 Het niet aanstonds overleggen van het volledige procesdossier kwam voort uit een slordigheid , maar is, mede door de voornoemde adequate reactie van verweerster zodra zij op die onvolledigheid was gewezen, niet tucht¬rechtelijk verwijt¬baar.

6.6 Op grond van het hiervoor overwogene slagen de grieven van verweerster, moet de beslissing van de raad worden vernietigd voor zover de klacht op onderdeel a gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd en dient de klacht op dit onderdeel alsnog ongegrond te worden verklaard.

 Het hoger beroep van klager

6.7 De klacht op onderdeel d betreft een klacht van klager over het optreden van verweer¬ster als advocate van zijn wederpartij. Het hof stelt voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze als hem in overleg met die cliënt goeddunkt. Die vrijheid is echter niet onbeperkt en vindt zijn begrenzing onder meer hierin dat een advocaat geen stellingen mag poneren of proceshandelingen mag verrichten waardoor de belangen van de wederpartij of derden nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Het hof overweegt hierbij dat bijzondere prudentie dient te worden betracht in zaken waarbij kinderen zijn betrokken..

6.8 In het onderhavige geval waren klager en zijn voormalige echtgenote (bijgestaan door verweerster) verwikkeld in een geding ter zake van kinderalimentatie, waarin een van de geschilpunten was de vraag hoeveel tijd de kinderen bij hun vader (klager) doorbrachten. Na overleg met haar cliënte heeft verweerster bij haar bewijsaanbod in haar verweerschrift in het incidenteel appel het gerechtshof in overweging gegeven de kinderen op dit punt te horen.

6.9 Het hof is van oordeel dat verweerster met haar suggestie aan het gerechtshof niet nodeloos en op ontoelkaatbare wijze de belangen van klager en van de voornoemde kinderen heeft geschaad en heeft gehandeld binnen de voornoemde grenzen van de vrijheid die verweerster had om de belangen van haar cliënte te behartigen.

6.10 Het hiervoor overwogene brengt mede dat de grief van klager faalt en dat de bestreden beslissing van de raad voor zover de klacht op onderdeel d ongegrond is verklaard, moet worden bekrachtigd.

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

  

in het hoger beroep van verweerster:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam in zaak 12-159A van 18 december 2012, voor zover de klacht op onderdeel a gegrond is verklaard en aan verweerster de maatregel van berisping is opgelegd;

en, in zoverre opnieuw beslissende:

- verklaart de klacht op onderdeel a ongegrond;

in het hoger beroep van klager:

bekrachtigt de voornoemde beslissing van de raad, voor zover de klacht ongegrond is verklaard.

De beslissing is verzonden op 13 september 2013.