Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-04-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:83

Zaaknummer

18-210/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  19 april 2018

in de zaak 18-210/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

 

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 22 maart 2018 met kenmerk 4017-188181, door de raad ontvangen op 22 maart 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerster heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan in de echtscheidingsprocedure met boedelverdeling. Tussen klager en zijn ex-echtgenote was onder meer in geschil de vraag welke bestanddelen tot de boedel behoorden, wat de waarde was en/of op welke wijze de verdeling diende plaats te vinden. Verweerster heeft klager in dat kader onder meer om verzocht de administratie van de afgelopen jaren aan haar over te leggen.

1.2 Er hebben onder meer twee kortgedingprocedures tussen klager en zijn ex-echtgenote plaatsgevonden, alsmede een hoger beroepsprocedure.

1.3 Bij brief van 15 december 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) onzorgvuldig en onzakelijk heeft gehandeld;

b) onnodig grievend is geweest in haar betogen;

c) tijdens de zittingen voortdurend vijandige en insinuerende opmerkingen heeft gemaakt en zeer onprofessioneel was;

d) heeft samengespannen met de ex-schoonzoon van klager, die de regie had in de zaak en die uit was op vernedering van klager en klager koste wat kost schade wilde toebrengen;

e) onvoldoende kennis heeft van financiële zaken;

f) procedures onnodig heeft gerekt;

g) voor de pensioenverdeling een – dure – externe deskundige heeft ingehuurd;

h) klager ervan heeft beschuldigd de overdracht van het huis te saboteren terwijl door nalatigheid van de door haar en haar cliënte aangewezen notaris de overdracht al ruim drie jaar duurt;

i) een dreigbrief heeft gestuurd aan de zoon van klager en zijn ex-echtgenote, waarin zij een bodemprocedure aankondigt over een schenking uit 1999;

j) klager heeft gechanteerd door te dreigen met een bodemprocedure tegen zijn zoon als klager niet onmiddellijk instemt met haar eisen ten aanzien van extra betalingen en alimentatie.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert aan dat zij de ex-echtgenote heeft bijgestaan ter zake de echtscheiding. De te verdelen boedel was in waarde omvangrijk en voor de ex-echtgenote onoverzichtelijk omdat zij geen toegang had tot de administratie. Zij had zich daarom tot verweerster gewend. Daarnaast heeft de ex-echtgenote gebruik gemaakt van externe deskundigen en ook haar schoonzoon heeft haar met raad bijgestaan. Het is aan de ex-echtgenote zelf om te bepalen door wie zij zich laat bijstaan en adviseren. De suggestie van klager dat de schoonzoon de regie had is onjuist. De regie lag bij verweerster, als advocaat van de ex-echtgenote, waarbij uiteraard sprake is geweest van nauw overleg met de ex-echtgenote. Het taalgebruik en handelen van verweerster zijn nimmer onnodig grievend en/of ongepast geweest. Het feit dat verweerster de ex-echtgenote heeft bijgestaan en in dat kader standpunten heeft ingenomen waar klager niet mee kon instemmen, maakt niet dat verweerster ongepast heeft gehandeld jegens hem. Het feit dat verweerster de ex-echtgenote niet heeft geadviseerd om zonder meer ieder voorstel van klager te accepteren maar in plaats daarvan nader onderzoek heeft gedaan naar de omvang van de huwelijksgemeenschap en de administratie van partijen, is ook geen ongepaste gedraging. Het is klager wellicht niet goed uitgekomen maar het is wel noodzakelijk voor de behartiging van de belangen van de ex-echtgenote geweest om kritisch te zijn en blijven op de standpunten en voorstellen van klager terzake de verdeling.

3.2 Ten aanzien van de brief aan de zoon van klager en de ex-echtgenote voert verweerster aan dat van bedreiging nimmer sprake is geweest. De gift aan de zoon is onderwerp van discussie geweest en de ex-echtgenote heeft om haar moverende redenen besloten de discussie te laten voor wat het is. Van chantage van klager is evenmin sprake geweest. Daargelaten of het door klager omschreven schikkingsvoorstel correct is, staat het de ex-echtgenote vrij om via haar advocaat een schikkingsvoorstel te doen. Zowel de schenking als de partneralimentatie zijn punt van discussie geweest, aldus nog steeds verweerster.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht ziet op het handelen van verweerster als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2 De voorzitter is van oordeel dat klager de verschillende klachtonderdelen, tegenover het gemotiveerde verweer van verweerster, niet met voldoende concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd. De klachten van klager betreffen grotendeels keuzes die zijn wederpartij, de ex-echtgenote, zelf heeft gemaakt. Daaronder begrepen de keuze door wie de ex-echtgenote van klager wenste te worden geadviseerd. Nu deze keuzes verdedigbaar zijn kan het verweerster niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zij haar cliënte bij de uitvoering daarvan heeft ondersteund. Dat verweerster zich daarbij onnodig grievend heeft uitgelaten over klager is niet gebleken.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend  voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 19 april 2018.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 april 2018 verzonden.