Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-05-2017

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2017:94

Zaaknummer

160322

Inhoudsindicatie

De in de uitspraak door het hof benoemde aspecten in onderlinge samenhang bezien leiden tot de conclusie dat verweerder zich weliswaar minder nauwkeurig heeft uitgelaten maar niet bewust onjuiste informatie aan het gerechtshof heeft verstrekt, zoals de klacht luidt. Dit betekent dat de klacht ongegrond is. Volgt vernietiging van de beslissing van de raad.

Uitspraak

Beslissing

                               

van 29 mei 2017

in de zaak 160322

naar aanleiding van het hoger beroep van:

       

verweerder

tegen:

klager sub 1

en

       

klaagster sub 2

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 12 december 2016, gewezen onder nummer 16-771 en aan partijen toegezonden op 12 december 2016, waarbij de klacht van klagers gegrond is verklaard. Verweerder is de maatregel van een berisping opgelegd, met de veroordeling van verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 en de proceskosten van € 50,00 aan klagers en van de kosten van de behandeling van de zaak van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2016:195. 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 december 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klagers, ontvangen ter griffie van het hof op 18 januari 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 3 april 2017, waar klagers en verweerder, bijgestaan door mr. S, zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder bewust onjuiste informatie heeft verstrekt door in een processtuk in strijd met de waarheid te stellen dat klagers aanwezig zijn geweest bij een kadastrale meting.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Klagers waren met de cliënt van verweerder verwikkeld in een geschil over de erfgrens tussen hun percelen.

4.2    Op 25 november 2013 heeft op verzoek van verweerder een kadastrale meting plaatsgevonden. Hierbij waren verweerder, een kantoorgenoot van verweerder en de cliënt van verweerder aanwezig. De landmeter heeft op 25 november 2013 een notitie met de volgende tekst bij klagers achtergelaten: “i.v.m. een kadastrale meting heb ik uw grondstuk moeten betreden. Mijn excuses voor het ongemak. Heeft u vragen kunt u mij bellen op (……..)”.

4.3    Op 28 november 2013 heeft de landmeter van het Kadaster het metingsrapport aan klagers afgegeven.

4.4    Het door het Kadaster opgemaakte Relaas van Bevindingen vermeldt dat verweerder, de kantoorgenoot van verweerder en de cliënt van verweerder zijn verschenen op 25 november 2013 en klagers op 28 november 2013.

4.5     Verweerder heeft in de memorie van grieven in de procedure in hoger beroep onder meer onder 1.1 het volgende geschreven:

“Opmerkelijk in dit kader is dat U zich op het standpunt stelde, dat de meting van het Kadaster onjuist zou zijn omdat U niet bij de grensreconstructie aanwezig was.”

en onder 4.1:

“U was overigens bij de grenscorrectie aanwezig. Dit blijkt eveneens uit mededelingen van het Kadaster, althans U is als belanghebbende gekwalificeerd en was aanwezig (anders dan zij blijkbaar in rechte pretendeert)”

en onder 4.3.2:

“Daarenboven is de grenscorrectie uitgevoerd in aanwezigheid van U en staat zij ook als zodanig vermeld in de rapportage van het Kadaster/grensreconstructie.”

5    BEOORDELING

5.1    Bij de beoordeling stelt het hof voorop dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen en zich niet onnodig grievend uit te laten over de wederpartij van zijn cliënt.

5.2    In deze zaak is de vraag aan de orde of verweerder (feitelijke) stellingen heeft geponeerd waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen.

De raad heeft in de door verweerder bestreden beslissing onder meer overwogen dat verweerder door vaststaande feiten op ‘creatieve en gekleurde’ wijze te presenteren, zoals hij dat in dit geval heeft gedaan, niet heeft gehandeld zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht.

De raad overweegt vervolgens:

“Dat verweerder, zoals hij in zijn verweer naar voren heeft gebracht, heeft bedoeld duidelijk te maken, dat klagers op 28 november 2013 in de procedure zijn verschenen en op die dag met de landmeter hebben gesproken, is in de memorie van grieven niet terug te vinden. Aanwezigheid bij de grenscorrectie, zoals door verweerder in de memorie van grieven is gesteld, is iets geheel anders dan het drie dagen na de meting in de procedure verschijnen, zoals door de landmeter in het Relaas van bevindingen is vermeld. Daarbij komt dat, anders dan door verweerder is gesteld, ook geen wederhoor heeft plaatsgevonden nu, zoals klagers onweersproken hebben gesteld, zij daartoe niet in de gelegenheid zijn gesteld. Door te stellen dat klagers bij de grensconstructie aanwezig waren, terwijl klagers hooguit slechts formeel in de procedure verschenen waren op 28 november 2013, heeft verweerder de onterechte indruk gewekt dat klagers bij het uitvoeren van de meting door de landmeter van het kadaster aanwezig waren en hij heeft aldus welbewust misleidende informatie aan het gerechtshof verschaft, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.”

5.3    De grieven van verweerder zijn in de kern gericht tegen deze overwegingen.

Het hof overweegt het volgende. Anders dan de raad heeft overwogen valt uit de memorie van grieven onder 1.1 (zoals hiervoor onder 4.5 aangehaald) juist wel af te leiden dat klagers bij de grensreconstructie afwezig waren. Waar het gaat om de passages onder 4.1 en 4.3.2 (zoals ook hiervoor onder 4.5 is aangehaald) is het hof van oordeel dat verweerder, zoals verweerder overigens ter zitting in hoger beroep ook heeft erkend, zich nauwkeuriger had kunnen uitlaten. Daarbij tekent het hof wel aan dat verweerder in zijn memorie van grieven ter zake van deze minder nauwkeurige stellingen ook de relevante passages uit het Relaas van Bevindingen heeft opgenomen waaraan verweerder zijn (minder nauwkeurige) stellingen heeft ontleend. Aldus heeft het gerechtshof uit de memorie van grieven zelf kunnen opmaken dat een deel van de stellingen niet geheel strookte met het Relaas van Bevindingen. Deze aspecten in onderlinge samenhang bezien leiden tot de conclusie dat verweerder zich weliswaar minder nauwkeurig heeft uitgelaten maar niet bewust onjuiste informatie heeft verstrekt, zoals de klacht luidt. Dit betekent dat de klacht ongegrond is en de beslissing van de raad zal worden vernietigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

       

-    vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 12 december 2016, nummer 16-771;

en opnieuw rechtdoende:

-     verklaart de klacht alsnog ongegrond.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot en M. Pannevis, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2017.

         

griffier    voorzitter    

       

De beslissing is verzonden op 29 mei 2017.