Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-04-2018
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2018:69
Zaaknummer
170278
Inhoudsindicatie
Ongegronde klacht over eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster de belangen van klager onvoldoende en/of op ondeskundige wijze heeft behartigd. Bekrachtiging.
Uitspraak
Beslissing
van 23 april 2018
in de zaak 170278
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 4 september 2017, onder nummer 17-414/A/A, aan partijen toegezonden op 4 september 2017, waarbij de klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2017:194.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 4 oktober 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster van 6 november 2017.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 maart 2018, waar verweerster is verschenen. Klager heeft op 9 maart 2018 telefonisch en per e-mail bevestigd om 11.15 uur een verzoek om aanhouding gedaan. Dit verzoek is door het hof afgewezen en de behandeling heeft op het geplande tijdstip doorgang gevonden.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij over onvoldoende kennis, deskundigheid en ervaring beschikt, alsmede over onvoldoende andere kwaliteiten en vaardigheden, die voor het succesvol functioneren van een advocaat benodigd zijn, met als gevolg (onder meer) een toerekenbaar tekortschietende belangenbehartiging en dienstverlening.
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 4 september 2017, onder nummer 17-414/A/A.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, L. Ritzema, G. Creutzberg en J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2018.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 23 april 2018.