Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:173

Zaaknummer

6567

Inhoudsindicatie

Vernietiging beslissing raad. Klager heeft niet aangetoond dat er destijds sprake was van verwevenheid tussen verweerders cliënte en de door verweerder als onafhankelijke bewaarder voorgestelde vernnootschap, waar roerende goederen, waarop beslag gelegd was, moesten worden ondergebracht. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 15 juli 2013

in de zaak 6567

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 27 augustus 2012, onder nummer R.3964/12.98, aan partijen toegezonden op 28 augustus 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerder voor wat betreft klachtonderdeel b gegrond is verklaard, de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd en klachtonderdeel a ongegrond is verklaard. Klager is niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht, voor zover die klachtonderdeel c betreft.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 26 september 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- de brief van klager aan het hof 22 november 2012.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 24 mei 2013, waar klager, bijgestaan door mr. K. en de heer H., en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota. Door verweerder zijn kopieën van foto’s overgelegd.

3 KLACHT

In hoger beroep ligt thans ter beoordeling uitsluitend klachtonderdeel b voor, welk klachtonderdeel luidt:

- verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet door ten onrechte een vennootschap voor te dragen als onafhankelijk bewaarder van roerende zaken die zich bevonden in de sportschool van klager te W., terwijl hij wist althans behoorde te weten dat deze niet onafhankelijk was;

4 FEITEN

Het hof gaat van de navolgende feiten uit:

4.1 In oktober 2009 heeft verweerder de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid F. B,V,, blijkens haar briefpapier destijds gevestigd ……, bijgestaan in een zakelijk geschil tegen klager. Het was de eerste zaak die verweerder voor deze cliënte behandelde, ook overigens kende hij haar voordien niet.

4.2 Enig aandeelhouder en bestuurder van F. B.V. was P. B.V., destijds blijkens overgelegde bescheiden eveneens gevestigd aan de …... P. B.V. handelt tevens onder de naam Q. en de Handelsregisterinformatie van 29 oktober 2009  vermeldt de domeinnaam www.       .nl .

4.3 Het geschil tussen klager en de cliënte van verweerder hield kort gezegd in dat er tussen hen leaseovereenkomsten waren gesloten terzake apparatuur voor de sportschool van klager te W.. Die apparatuur was door Q. (blijkens de factuur “powered by P.”) aan  klager geleverd maar betalingen door klager zouden zijn uitgebleven.

4.4 De cliënte van verweerder heeft aan verweerder een brief d.d. 29 september 2009 overhandigd, waarin de leaseovereenkomst met klager werd ontbonden en klager werd gesommeerd tot voldoening van de openstaande vordering vermeerderd met rente.

4.5 Verweerder heeft namens zijn cliënte de Voorzieningenrechter verlof gevraagd om conservatoir beslag te leggen op de apparatuur en om deze bij een derde in bewaring te mogen geven. In eerste instantie is door verweerder voorgesteld om P.. als bewaarder aan te stellen. De Voorzieningenrechter had daartegen bezwaar waarna als bewaarder door verweerder is voorgedragen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid T. B.V. gevestigd aan de …….. In het rekest heeft verweerder vermeld dat deze bewaarder geen banden heeft met F. B.V.

4.6 Een overgelegd uittreksel uit het handelsregister met betrekking tot T. B.V., gedateerd 19 maart 2010, vermeldt als handelsnaam van T. B.V. Q. Nederland en tevens de domeinnamen www.        .nl en www.        .nl.

4.7 Op 9 oktober 2009 is het gevraagde verlof door de Voorzieningenrechter verleend. Op 13 oktober 2009 heeft de beslaglegging plaatsgevonden. De goederen zijn in bewaring gegeven.

4.8 Bij vonnis van 14 oktober 2009 is P. B.V. in staat van faillissement verklaard.

4.9 Bij vonnis van 11 november 2009 is ook de cliënte van verweerder, F. B.V., in staat van faillissement verklaard. Vanaf dat moment heeft verweerder geen bemoeienis meer met F. B.V. gehad.

4.10 De in beslag genomen goederen zijn volgens klager op de dag van de beslaglegging en inbewaringgeving (13 oktober 2009) tegen betaling aan een derde geleverd.

4.11 Bij brief van 17 augustus 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

5 BEOORDELING

5.1  De grief van verweerder richt zich tegen het oordeel van de raad dat de feiten en omstandigheden voor verweerder minst genomen aanleiding hadden moeten zijn om nader onderzoek te doen naar de onafhankelijkheid van T. B.V. en dat verweerder door dat na te laten onzorgvuldig en klachtwaardig heeft gehandeld.

5.2 Ter zitting heeft het hof aan de orde gesteld dat het onder 4.6 genoemde uittreksel uit het handelsregister dateert van 19 maart 2010, zodat daaruit niet zonder meer kan worden afgeleid dat ook al in oktober 2009 (toen verweerder voorstelde T. B.V. als bewaarder aan te stellen) uit het handelsregister bleek dat T. B.V. mede de handelsnaam Q. Nederland voerde, alsmede de domeinnaam www.           .nl. Klager heeft ter zitting aangeboden om na de zitting alsnog een uittreksel uit het handelsregister in het geding te brengen waarin is weergegeven welke gegevens in oktober 2009 opgenomen waren. Het hof passeert dit aanbod omdat het, zelfs als het veronderstellenderwijs ervan uitgaat dat ook al in oktober 2009 in het handelsregister stond vermeld dat T. de handels- en domeinnaam Q. hanteerde, klachtonderdeel b ongegrond is.

5.3 Anders dan het onderdeel aan verweerder verwijt, kan uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting niet worden geconcludeerd dat verweerder wist, althans behoorde te weten dat T. B.V. niet onafhankelijk was van F. B.V.

5.4 De raad heeft verweerder verweten dat hij heeft nagelaten nader onderzoek te doen naar eventuele verwevenheid tussen T. B.V. en  F. B.V.. Ter toelichting op zijn grief werpt verweerder de vraag op hoe hij dat dan wel had moeten doen. De raad geeft daarover in de bestreden uitspraak geen uitsluitsel en ook klager heeft daar desgevraagd ter zitting geen antwoord op gegeven. Hij volstaat met de stelling dat verweerder nader onderzoek had moeten doen vanwege de handels- en domeinnaam Q., die refereert aan de Italiaanse producent van sportartikelen waarin zowel P. als T. handelden, en vanwege het feit dat beide bedrijven waren gevestigd in de ……... Echter, ook ter zitting van het hof, meer dan drie jaar nadat verweerder T. als bewaarder voorstelde, heeft klager niet aangetoond dat destijds sprake was van onderlinge verwevenheid tussen verweerders cliënte en T. B.V.. Daarvan blijkt ook niet uit het door klager overgelegde zevende openbaar verslag van de curator van P..B.V. en F. B.V. van 28 juni 2011. Er kan dan ook van uit worden gegaan dat ook de curator deze verwevenheid niet heeft kunnen vaststellen. Op deze gronden kan het hof niet het oordeel van de raad onderschrijven dat verweerder onzorgvuldig en klachtwaardig heeft gehandeld door nader onderzoek achterwege te laten. Het hof zal klachtonderdeel b dan ook alsnog ongegrond verklaren, met vernietiging van de andersluidende beslissing van de raad.

5.5 Dit brengt mee dat verweerder geen belang meer heeft bij zijn verweer dat klager (wegens tijdsverloop) niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Het hof zal dit verweer dan ook verder onbesproken laten.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage van 27 augustus 2012, genomen onder nummer R.3964/12.98;

en, opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, M.A. Goslings, R. Verkijk en A.A.H. Zegers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2013.