Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:230

Zaaknummer

7068

Inhoudsindicatie

Vertraging afwikkeling boedelscheiding met één maand zonder toestemming wederpartij als gevolg van persoonlijke omstandigheden verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Uitspraak

Beslissing van 14 juli 2014

in de zaak 7068

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 31 januari 2014, onder nummer 185/12, aan partijen toegezonden op 3 februari 2014, waarbij van een klacht van klager tegen verweerster klachtonderdeel a gegrond is verklaard, de klachtonderdelen b, c en d ongegrond, het verzoek ex artikel 48 lid 7 Advocatenwet is afgewezen en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2014:3.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 20 februari 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Klager heeft uitsluitend hoger beroep aangetekend tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdeel c.

2.3    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van klager aan het hof van 1 mei 2014.

2.4    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 mei 2014, waar klager met haar gemachtigde en verweerster zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, voor zover in appel van belang, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    …

b)    …

c)    verweerster de echt- en boedelscheidingsprocedure van klager en zijn ex-echtgenote, onnodig heeft vertraagd en zich niet heeft gehouden aan afspraken die tussen de advocaten, in bijzijn van de rechter, zijn gemaakt.

Toelichting

Als voorbeeld noemt klager de verkoop van de gezamenlijke woning in F.. Deze verkoop is door de ex-partner van klager ernstig getraineerd. Ook rondom de verdeling van de verkoopopbrengst is eindeloos gediscussieerd. Dit heeft geresulteerd in hoge advocaatkosten voor klager en andere kosten. Een ander voorbeeld van onnodige vertraging is het feit dat tussen partijen en hun advocaten op 22 mei 2012 is afgesproken dat op 5 juli 2012 de stukken met betrekking tot de boedelscheiding bij de rechtbank zouden worden ingediend zodat de boedelverdelingsprocedure spoedig zou worden afgewikkeld. Verweerster heeft zich hier niet aan gehouden door eenzijdig de datum uit te stellen en pas op 3 augustus 2012 een verdelingsvoorstel in te dienen bij de rechtbank. Het uiteindelijke gedane voorstel kan de benaming verdelingsvoorstel niet dragen omdat daarin geen conclusies worden getrokken omtrent hetgeen over en weer nog betaald moet worden. Bovendien heeft klager bij aanvang van de procedure redelijke voorstellen gedaan die telkens werden afgewezen. Klager meent dat zijn ex-echtgenote en/of verweerster er alles aan hebben gedaan om de zaak maar te vertragen. De belangen van klager zijn daarom enorm geschaad.

d)    …

3.2    Klager heeft tegen de beslissing van de raad als grieven aangevoerd dat de raad ten onrechte heeft overwogen dat zijn advocaat met nader uitstel na 5 juli 2012 had ingestemd en ten onrechte geen rekening ermee heeft gehouden dat het verdelingsvoorstel dat verweerster bij de rechtbank heeft ingediend niet volledig was en dat verweerster ten opzichte van haar cliënte geen “dominus litis” was.

3.3    Verweerster heeft in hoger beroep verweer gevoerd. Waar nodig zal op het verweer in de beoordeling worden ingegaan.  

4    FEITEN

4.1    Het volgende is komen vast te staan:

a.    In mei 2011 is een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt tussen klager en zijn toenmalige echtgenote. Voorafgaand aan de procedure heeft een mediationtraject plaatsgevonden, dat zonder succes is geëindigd. De echtscheiding is uitgesproken. In de procedure tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is, na ingesteld hoger beroep, in december 2013 een schikking bereikt. Verweerster behartigde zowel in de echtscheidingsprocedure als in de verdelingszaak de belangen van de toenmalige echtgenote van klager.

b.    In de verdelingszaak was door de rechtbank bepaald dat op 19 september 2012 een verdelingsvoorstel bij de rechtbank moest worden ingediend. Partijen zijn overeengekomen die indieningsdatum te vervroegen naar 5 juli 2013. In een e-mail van de advocaat van klager aan verweerster van 22 mei 2012 is onder meer opgenomen:

“Wij spraken voorts af dat beide partijen ervoor zullen zorgdragen dat partijen uiterlijk op donderdag 5 juli a.s. aan de Rechtbank een voorstel ter zake van de afwikkeling huwelijkse voorwaarden doen toekomen voorzien van de onderliggende stukken en met een onderbouwing van het voorstel (zoals te doen gebruikelijk).”   

c.    Verweerster heeft over die afspraak in een brief van 21 juni 2012 aan de advocaat van klager onder meer opgenomen:

“Ik kom verder nog terug op onze afspraak om ons voorstel ter zake de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden eerder bij de rechtbank in te dienen dan 19 september a.s. Ik ben nog immer bereid daaraan mee te werken. Echter wij hebben gekozen voor de eerste week van juli, voor het inleveren van onze voorstellen, in verband met uw vakantie. Helaas is die indieningstermijn voor mij niet meer haalbaar. Ik wil derhalve terugvallen op mijn oorspronkelijke voorstel, namelijk het indienen vóór 30 juli a.s., de aanvang van mijn vakantie. Ik neem aan dat u wel een kantoorgenoot kunt vragen om uw voorstel tijdens uw vakantie doch vóór 30 juli a.s. bij de rechtbank in te dienen. Ik kan mij voorstellen dat u niet wilt dat ik daar op voorhand kennis neem.”  

d.    In een e-mail van de advocaat van klager aan verweerster van 26 juni 2012 is onder meer opgenomen:

“Cliënt accepteert evenwel niet dat de termijn waarbinnen wij de rechtbank zouden informeren over de wijze van afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden verder wordt uitgesteld naar 30 juli a.s. De afspraak ter zake de van de vervroegde informatieverstrekking aan de rechtbank was onderdeel van de gemaakte afspraken over het in depot houden van het overeengekomen bedrag. U kunt daarop nu niet eenzijdig terugkomen.”   

e.    Bij brief van 3 augustus 2012 heeft verweerster namens haar cliënte de rechtbank geïnformeerd omtrent de wijze waarop de tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden afgewikkeld dienen te worden.

f.    De rechtbank heeft op 5 september 2012 een beschikking gegeven waarbij een comparitie van partijen is bepaald op 18 oktober 2012, met verzoek aan partijen alle relevante stukken in het verdelingsgeschil nogmaals, uiterlijk 14 dagen voor de zitting, over te leggen.

g.    Bij beschikking van 13 februari 2013 heeft de rechtbank einduitspraak gedaan in het verdelingsgeschil.

h.    Tegen die beschikking is door verweerster namens haar cliënte op 13 mei 2013 hoger beroep aangetekend. Op 6 december 2013 is de procedure, nadat een schikking was bereikt, geëindigd.  

5    BEOORDELING

5.1    Het gaat om een klacht tegen de advocaat van de wederpartij van klager.

5.2    Vooropgesteld dient te worden dat de advocaat een grote vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze waarop hij dat, in overleg met zijn cliënt, goed dunkt. Die vrijheid is niet absoluut. Zo mag de advocaat de belangen van de wederpartij niet onnodig schaden en dient hij in beginsel gemaakte afspraken na te komen.

5.3    Als reden voor het niet op 5 juli 2012 indienen van het verdelingsvoorstel heeft verweerster persoonlijke omstandigheden aangevoerd, waarover zij ter zitting van de raad uitleg heeft gegeven. Deze omstandigheden verhinderden haar, mede gezien de gecompliceerdheid van de  verdelingsprocedure, het verdelingsvoorstel op de onderling afgesproken datum van 5 juli 2012 bij de rechtbank in te dienen. Uiteindelijk heeft verweerster het verdelingsvoorstel op 3 augustus 2012 namens haar cliënte bij de rechtbank ingediend, nadat zij eerder aan de advocaat van klager heeft meegedeeld dat en om welke reden de termijn van 5 juli 2012 voor haar niet meer haalbaar was.

5.4    Het hof heeft niet kunnen vaststellen of de advocaat van klager heeft ingestemd met het uitstel. Wat daarvan echter zij, vast staat dat  klager met dit uitstel niet heeft ingestemd. Immers de advocaat van klager heeft per e-mail van 26 juni 2012 aan verweerster meegedeeld dat haar cliënt dat uitstel niet accepteerde. In zoverre is de grief van klager dat de raad van een onjuist uitgangspunt is uitgegaan, terecht voorgedragen.  

5.5    Het hof is evenwel van oordeel dat de één maand latere indiening van het verdelingsvoorstel dan was afgesproken met de advocaat van klager, jegens klager onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Het uitstel was kort en het heeft geen waarneembare vertraging in de procedure opgeleverd.

5.6    Dat verweerster de procedure onnodig heeft vertraagd onder meer doordat zij een onvolledig voorstel en onvoldoende stukken zou hebben ingediend, kan het hof niet vaststellen. Partijen verschilden grondig met elkaar van mening over de verdeling. De rechtbank heeft uitspraak gedaan en uiteindelijk hebben partijen de procedure in hoger beroep geschikt.   

5.7    De slotsom is dat klachtonderdeel c door de raad terecht ongegrond is verklaard.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 31 januari 2014 nummer 185/12.

Aldus beslist op 19 mei 2014 door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, L. Ritzema, G.W.S. de Groot en G.J. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2014.