Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-01-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:179
Zaaknummer
6408
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij wegens vermelding van klagers naam op website verweerder in relatie tot (geanonimiseerde) gepubliceerde uitspraken van Tuchtcollege Gezondheidszorg. Ongegrond, nu klager zelf reeds de publiciteit had gezocht, onder meer op televisie.
Uitspraak
beslissing van 28 januari 2013
in de zaak 6408
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 26 maart 2012, onder nummer 11-161, aan partijen toegezonden op 26 maart 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van een enkele waarschuwing is opgelegd.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 13 april 2012 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van de gemachtigde van klager van 13 juni 2012;
- de brief van verweerder aan het hof van 10 juli 2012;
- de brief van de gemachtigde van klager aan het hof van 7 november 2012.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 26 november 2012, waar klager en zijn gemachtigde alsook verweerder en zijn gemachtigde zijn verschenen. De gemachtigden hebben gepleit aan de hand van pleitaantekeningen.
3 FEITEN
3.1 Klager heeft op 6 april 2006 als plastisch chirurg een operatie uitgevoerd bij een patiënte. Drie dagen na de operatie is deze patiënte overleden aan een bacteriële infectie. Verweerder heeft als letselschadeadvocaat de nabestaanden van de patiënte bijgestaan.
3.2 Deze zaak heeft destijds de landelijke dagbladen gehaald. Naar aanleiding daarvan heeft klager op 2 juni 2006, onder vermelding van zijn naam en zijn beroep, medewerking verleend aan een uitzending van het TV-programma ‘……’, waarin hij zich te weer gesteld heeft tegen verwijten die hem in de dagbladpers waren gemaakt.
3.3 Verweerder heeft namens zijn cliënten een procedure tegen klager gevoerd bij het Regionaal Tuchtcollege en in hoger beroep bij het Centraal Tuchtcollege. In deze zaak heeft het Centraal Tuchtcollege bij beslissing van 17 september 2009 aan klager een waarschuwing opgelegd. Bij beslissing van diezelfde datum heeft het Centraal Tuchtcollege aan klager een berisping opgelegd, naar aanleiding van een klacht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over een ander aspect van de behandeling door klager van dezelfde patiënte. Beide beslissingen zijn – geanonimiseerd – geplaatst op de website van de Tuchtcolleges gezondheidszorg.
3.4 Verweerder heeft op 18 september 2009 op de website van zijn kantoor een bericht geplaatst waarin een korte samenvatting wordt gegeven van de beide beslissingen van het Centraal Tuchtcollege, onder vermelding van de vindplaatsen ervan. Zowel in de kop boven dat bericht als in de aanhef ervan worden de naam en het beroep van klager voluit genoemd.
4 DE KLACHT
4.1 Direct na ontvangst van de klacht heeft de deken aan verweerder geschreven – met kopie aan klager – dat klager zich erover beklaagt dat verweerder op de website van zijn kantoor een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege niet-geanonimiseerd heeft weergegeven. Het hof acht dit een begrijpelijke interpretatie van de ingediende klacht, en stelt vast dat het verdere debat ten overstaan van de deken zich heeft beperkt tot dat aspect, t.w. de vermelding door verweerder op diens website dat klager de arts was op wie de beslissingen van het Centraal Tuchtcollege betrekking hadden. Dienovereenkomstig heeft de deken in zijn aanbiedingsbrief aan de raad onder het hoofd ‘de klacht’ vermeld dat verweerder zich bij hem erover heeft beklaagd ‘dat verweerder op zijn website een geanonimiseerde uitspraak van het Centraal Tuchtcollege weergeeft, waarin [het hof leest: waarbij op verweerders website] klager met naam en toenaam wordt genoemd’.
4.2 Uit het proces-verbaal van de zitting van de raad blijkt niet dat klager heeft aangevoerd dat de deken zijn klacht te beperkt heeft geïnterpreteerd, en evenmin dat verweerder ermee heeft ingestemd dat de raad de klacht ruimer zou uitleggen, zoals de raad vervolgens in zijn beslissing heeft gedaan.
4.3 Ter zitting van het hof met het voorgaande geconfronteerd, heeft de gemachtigde van klager het hof verzocht om in het voetspoor van de raad de klacht in een ruimer scala te beoordelen, en de gemachtigde van verweerder het standpunt ingenomen dat de klacht de grens van de beoordeling moet zijn. Nu aldus ook in hoger beroep niet blijkt dat verweerder ermee instemt dat de tuchtrechter de klacht ruimer opvat dan de formulering ervan door de deken toelaat, zal het hof – overeenkomstig zijn vaste jurisprudentie – uitgaan van die formulering (weergegeven aan het slot van 4.1).
5 BEOORDELING
5.1 Waar de klacht zich richt op de vermelding van de naam van klager in relatie tot de gegrondverklaring door het Centraal Tuchtcollege van klachten tegen hem in een tweetal samenhangende klachtzaken in hoger beroep, stelt verweerder daar tegenover dat klager in de betreffende kwestie ook zelf reeds de publiciteit had gezocht, onder meer door niet-geanonimiseerd op te treden in een televisieprogramma.
5.2 Nu onweersproken vaststaat dat breeduit aandacht was besteed aan de jegens klager ingediende klachten en klager daarbij zelf door in de publiciteit te treden ertoe heeft bijgedragen dat voor het publiek waarneembaar was dat bedoelde klachten op hem betrekking hadden, is het hof van oordeel dat verweerder door datzelfde op zijn website te vermelden niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Het hof is derhalve van oordeel dat de klacht alsnog ongegrond dient te worden verklaard.
5.3 Mede gelet op hetgeen het hof heeft beslist aan het slot van 4.4, brengt dit oordeel mee dat de overige door verweerder aangevoerde grieven geen behandeling behoeven.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem van 26 maart 2012 onder nummer 11-161 en, opnieuw recht doende:
- verklaart de klacht van klager ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, C.A.M.J. Raymakers, L. Ritzema en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A.H. Holm-Robaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2013.