Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-02-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:82
Zaaknummer
6888
Inhoudsindicatie
Belangen van klagers niet nodeloos en ontoelaatbaar geschaad. Wel begrijpelijk dat klacht is ingediend.
Uitspraak
Beslissing van 3 februari 2014
in de zaak 6888
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klagers
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 1 juli 2013, onder nummer L13-2013, aan partijen toegezonden op 2 juli 2013, waarbij een klacht van klagers tegen verweerder ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 30 juli 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- de brief d.d. 14 november 2013 van klagers.
- de brief van 22 november 2013 van klagers met bijlagen.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 29 november 2013, waar klagers en verweerder zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 47 Advocatenwet doordat:
1. hij feiten bij de rechter poneert waarvan hij weet, althans kan weten, dat deze onwaar zijn;
2. door het optreden van verweerder voelen klagers zich gestalkt en bedreigd.
3.2 Klachtonderdeel 1 is enkel ingediend door klaagster sub 1. Klachtonderdeel 2 is ingediend door beide klagers. Met “stalken” bedoelen klagers: pesten, treiteren, dreigen met hogere onkosten en laster.
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. In aanvulling op hetgeen de raad heeft overwogen merkt het hof op dat het beoordelingscriterium niet is of verweerder de belangen en gevoelens van klagers meer had kunnen sparen. De vraag in de onderhavige tuchtzaak is uitsluitend of verweerder de belangen van zijn cliënte zodanig heeft behartigd dat daarbij de belangen van klagers nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad. Net als de raad oordeelt het hof dat dit niet het geval is geweest. Wel merkt het hof ten overvloede op dat de wijze waarop verweerder voor zijn cliënte is opgetreden, het begrijpelijk maakt dat klagers de onderhavige klacht hebben ingediend.
5.2 De grieven van klagers tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van 1 juli 2013 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer L13-2013.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, C.A.M.J. Raymakers, A.A.H. Zegers en W.J. van Andel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2014.