Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-05-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:67

Zaaknummer

17-800/DB/OB

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder dat deze zijn belangen op nodeloze wijze zou schaden door feitelijke gegevens te verstrekken waarvan hij weet dat deze onjuist zijn. De beweerdelijke onjuiste feitelijke gegevens zijn standpunten in een nog lopende procedure. Deze standpunten zijn niet evident onpleitbaar en kunnen, indien nodig, in de procedure worden betwist. Klacht terecht kennelijk ongegrond verklaard.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 7 mei 2018

in de zaak 17-800/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 november 2017 naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

 

tegen:

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 3 april 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 2 oktober 2017 met kenmerk nummer 48|17|045K, door de raad ontvangen op 3 oktober 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant    de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 29 november 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 1 december 2017 is verzonden aan klager.

1.4      Bij brief van 5 december 2017, door de raad ontvangen op 7 december 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 maart 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van  5 december 2017, met de daarbij behorende bijlagen, en van verweerder van 22 februari 2018, met de daarbij behorende bijlagen. Tot slot heeft de raad kennis genomen van de nagekomen brief van klager van 22 februari 2018.

                  

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

 

3          VERZET

          De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

1.         De voorzitter is ten onrechte niet ingegaan op de 23 materiële bewijsdocumenten van klager, maar heeft de zaak formeel afgedaan.

2.         Verweerder kende volgens klager die documenten, maar debiteert niettemin hetgeen in voormelde alinea’s 32, 44 en 45 staat vermeld.

 

4          BEOORDELING

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

Verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs.  A.J.F. van Dok en L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 mei 2018.

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 mei 2018

 

verzonden aan:

-           klager

-           verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

 

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.