Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-04-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:108

Zaaknummer

17-838/A/NH

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 24 april 2018

in de zaak 17-838/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 november 2017 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 10 mei 2017 heeft klager bij het Hof van Discipline te Den Haag een klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 19 mei 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline de klacht voor onderzoek verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: “de deken”).

1.2 Bij brief aan de raad van 19 oktober 2017 met kenmerk td/md/17-209, door de raad ontvangen op 20 oktober 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 30 november 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard in klachtonderdeel a) een klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel b), welke beslissing op 30 november 2017 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 3 december 2017, door de raad ontvangen op 12 december 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 maart 2018 in aanwezigheid van klager.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 3 december 2017, door de raad ontvangen op 12 december 2017. Voorts heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van verweerder aan de raad van 22 december 2017 (door de raad ontvangen op 27 december 2017), alsmede van de brief met bijlage van klager aan de raad van 24 februari 2018 (door de raad ontvangen op 27 februari 2018) en de ongedateerde brief met bijlagen van klager aan de raad (door de raad ontvangen op 27 februari 2018). Ten slotte heeft de raad kennisgenomen van de door klager ter zitting overhandigde DVD.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

 

3.1 Klager voert in verzet aan dat verweerder nimmer een poging tot minnelijke schikking heeft gedaan, terwijl hij dat blijkens de in de voorzittersbeslissing omschreven taken van de deken wel had behoren te doen. Voor het overige komen de gronden van het verzet neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling. Daarbij voert klager nog aan dat verweerder en zijn voorgangers klager aan het lijntje hebben gehouden, wat de reden is geweest dat klager pas in mei 2017 zijn klacht heeft ingediend.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter klachtonderdeel a) terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden en klager terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk geacht in klachtonderdeel b).

4.2 De raad overweegt hierbij nog dat klager er in zijn verzetschrift over klaagt dat verweerder nimmer een poging tot minnelijke schikking heeft gedaan. Dit verwijt leest de raad echter niet in de klacht zoals die oorspronkelijk door klager is geformuleerd. Daargelaten of dit tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn, is het niet mogelijk om in verzet een nieuwe klacht in te dienen. Immers ter toetsing staat de beslissing van de voorzitter van de raad en de klacht zoals die daarvoor is ingediend.  De raad zal hier dan ook verder niet op in gaan.

4.3 Voorts overweegt de raad dat klager zijn stelling dat verweerder en zijn voorgangers klager aan het lijntje hebben gehouden op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Ook deze stelling, daargelaten of dit aanleiding zou kunnen zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, kan derhalve niet leiden tot een gegrondverklaring van het verzet.

4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. K. Straathof en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 april 2018.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 april 2018 verzonden.