Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:328

Zaaknummer

7511

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft niet weersproken dat zij een bewijsstuk niet aan de rechtbank heeft gezonden. Wat daar echter ook van zij, niet is gebleken dat klager door het niet overleggen door verweerster van alle door hem ingezonden stukken en met name het bewijs van het betalen van belasting schade heeft geleden, nu de uitspraak van de rechtbank immers ruimte laat voor verrekening achteraf.

Uitspraak

Beslissing

van 4 december 2015

in de zaak 7511           

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 7 april 2015, onder nummer 14-320A, aan partijen toegezonden op 7 april 2015, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2015:100.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 1 mei 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief met bijlagen van klager van 15 september 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 oktober 2015, waar klager en verweerster zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) afspraken niet nakwam, niet reageerde op e-mailberichten en niet geordend te werk ging;

b) (…);

c) door bepaalde stukken niet in te dienen dan wel de stukken niet op orde te hebben schade heeft toegebracht aan de kwestie;

d) (…).

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1  Klager heeft in hoger beroep gesteld dat hij 38 producties aan verweerster heeft gezonden en dat verweerster deze stukken niet aan de rechtbank heeft overgelegd. Verweerster heeft ter zitting van het hof gesteld dat zij de relevante stukken wel bij de rechtbank heeft ingediend, in totaal 23 stuks waaronder het vrijwaringsbewijs van een kampeerbus en een taxatierapport. Zij heeft niet alle door klager aan haar gezonden stukken doorgezonden aan de rechtbank omdat deze naar haar oordeel niet relevant waren voor de te nemen beslissing. Verweerster heeft niet weersproken dat zij een bewijsstuk dat klager een belastingnaheffing had ontvangen en betaald, niet aan de rechtbank heeft gezonden. Wat daar echter ook van zij, niet is gebleken dat klager door het niet overleggen door verweerster van alle door hem ingezonden stukken en met name het bewijs van het betalen van belasting schade heeft geleden, nu de uitspraak van de rechtbank immers ruimte laat voor verrekening achteraf. Deze grief van klager faalt derhalve.

5.2    Het onderzoek in hoger beroep heeft ook overigens niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.3    Gelet op het voorgaande dient de beslissing van de raad te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam  van 7 april 2015, gewezen onder nummer 14-320A.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.J.S. Bouwens, T.E. van der Spoel, A.J. Louter en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2015.

                            griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 4 december 2015.