Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:117

Zaaknummer

7557

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft klaagster niet onnodig onder tijdsdruk gesteld. Klaagster moet hebben begrepen dat er een gerede kans bestond dat er nog voor de zitting over een regeling zou worden onderhandeld.

Uitspraak

van 7 maart 2016   

in de zaak 7557

    naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerster

tegen:

klaagster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 11 mei 2015, onder nummer OB 143-2014, aan partijen toegezonden op 12 mei 2015, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerster gegrond is verklaard en aan verweerster de maatregel van berisping is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:108.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 10 juni 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klaagster van 21 juli 2015;

-    de brief met bijlagen van verweerster van 23 december 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 januari 2016, waar klaagster en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde zijn verschenen. De gemachtigde van verweerster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat: 

verweerster de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd en onzorgvuldig heeft gehandeld door:

-     zich in de slotfase van de afwikkeling van verdeling niet deskundig te tonen;

-      met klaagster te weinig te communiceren en te weinig overleg te voeren;

-    onbevoegd en in strijd met verzoeken van klaagster te handelen;

-    een, gelet op eerdere berekeningen en voorlopig vastgestelde bedragen, onbegrijpelijke alimentatiedeal te maken.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Verweerster heeft klaagster vanaf mei 2012 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure voor de rechtbank ‘s-Hertogenbosch. In het kader van voorlopige voorzieningen is in juli 2012 de onderhoudsbijdrage ten behoeve van klaagster vastgesteld op € 2122 per maand. 

4.2    Bij beschikking van 25 oktober 2012 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Bij die beschikking is tevens bepaald dat de man een bedrag ad  € 3.566 aan partneralimentatie diende te voldoen vanaf de dag waarop de echtscheidingsbeschikking in  de registers van de Burgerlijke Stand zou zijn ingeschreven. De beslissing over de verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap (waarin de – door de toenmalige echtgenoot van klaagster bewoonde - echtelijke woning te [plaats] viel) werd aangehouden met verwijzing van de zaak naar de zitting van de rechtbank van (maandag) 3 december 2012 om 13.00 uur.

4.3    Enige dagen voor 3 december 2012 heeft de toenmalige echtgenoot van klaagster aan klaagster te kennen gegeven dat hij wilde onderhandelen over de alimentatie en de toedeling aan hem van de echtelijke woning. Klaagster deelde dit per e-mail van donderdag 29 november 2012 16.51 u mee aan verweerster en beschreef in die mail haar financiële positie en haar gedachten over een voorstel dat aan de wederpartij zou kunnen worden gedaan. Zij deelde mee dat zij een som van € 230.570 moest krijgen om in het door haar bewoonde en gekochte huis te kunnen blijven wonen, becijferde een alimentatiebehoefte van € 1100 netto per maand en dacht aan een voorstel van € 1250 netto per maand alimentatie voor de eerste vijf jaar en € 2500 netto per maand voor de resterende zeven jaar.

4.4    Verweerster stuurde op vrijdag 30 november 2012 per e-mail (onder meer) een taxatierapport van de echtelijke woning naar de advocaat van de toenmalige echtgenoot van klaagster met mededeling dat zij dat rapport op de zitting van 3 december 2012 wilde overleggen. In die e-mail deelde zij voorts mede: “Wij hebben verder afgesproken met de cliënte te bespreken of er nog een minnelijke regeling in zit en daarover met elkaar nog even telefonisch te overleggen.” Diezelfde middag om 15.39 uur stuurde verweerster deze email per email door naar klaagster met de mededelingen:

“Bijgaand nog mijn email van vanochtend aan de wederpartij waarvan de inhoud voor zich moge spreken. Ik heb nog niets gehoord. Ik wacht dus maar af en laat hem het initiatief. Ik vind jouw voorstellen oke en in ieder geval een basis voor overleg bieden. Misschien dat het overleg maandag voor, tijdens of na de zitting op gang komt. We zien wel.”

4.5    Op zondagmiddag 2 december 2012 hebben telefonische schikkingsonderhandelingen tussen de toenmalige echtgenoot van klaagster en klaagster plaatsgevonden via hun advocaten, waarbij meerdere malen over en weer tussen verweerster en  klaagster telefonisch overleg is gevoerd. Op diezelfde dag heeft klaagster aan verweerster een sms-bericht gestuurd met de tekst:

    “ik wil voorstellen dat mijn eindbod is : 220.000,00 Euro voor uitkoop en 7 jaar 2500 Euro per maand alimentatie. Succes en voor nu goede nacht. Spreek je morgen. Grt.” 

4.6    Op maandag 3 december 2012 is tussen klaagster en haar toenmalige echtgenoot een regeling tot stand gekomen, waarin (onder meer) werd overeengekomen dat de  toenmalige echtgenoot van klaagster een bedrag € 220.000 aan klaagster zou betalen ter afdoening van (onder meer) de toedeling van de echtelijke woning aan de toenmalige echtgenoot van klaagster en dat hij  met ingang van 1 januari 2013 een bruto partneralimentatie van € 2.500 per maand zou voldoen met de afspraak dat dit bedrag tot 1 januari 2020 niet op een hoger bedrag zou kunnen worden vastgesteld, onverlet de toepasselijkheid van art. 1:160 BW. De advocaat van de toenmalige echtgenoot van klaagster heeft op dezelfde dag in een faxbericht aan verweerster de kernpunten van de tussen klaagster en haar toenmalige echtgenoot bereikte overeenstemming vastgelegd. Verweerster heeft dit bericht op die dag om 14.38 per email aan klaagster doorgestuurd.

4.7    De behandeling van de zaak ter zitting van de rechtbank op 3 december 2012 heeft geen doorgang gevonden.

4.8    Het huwelijk van klaagster en haar echtgenoot is op 17 december 2012 ontbonden door de inschrijving van de beschikking van 25 oktober 2012. Eveneens op 17 december 2012 heeft de advocaat van de voormalige echtgenoot van klaagster een concept voor de vaststellingsovereenkomst waarin de tussen klaagster en haar voormalige echtgenoot bereikte regeling zou worden neergelegd, naar verweerster gezonden. Nadien is over enige punten nog nader overleg gevoerd dat tot aanpassing van de overeenkomst heeft geleid en is uiteindelijk de vaststellingsovereenkomst op 16 en 22 januari 2013 ondertekend door de voormalige echtgenoot van klaagster en klaagster. In dat overleg is klaagster, zoals de aan het hof overgelegde stukken duidelijk maken, steeds betrokken.

   

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft geoordeeld dat verweerster door de wijze waarop zij op zondagmiddag 2 december 2012 en ook in de periode daarna met klaagster heeft gecommuniceerd, klaagster onnodig onder (tijds)druk heeft gezet, waardoor verweerster de belangen van klaagster onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd.

5.2    Verweerster heeft in hoger beroep betoogd -kort gezegd- dat de onderhandelingen reeds voor 2 december 2012 waren aangevangen, dat klaagster op 29 november 2012 een e-mailbericht aan verweerster heeft gestuurd met haar standpuntbepaling ten aanzien van een mogelijke regeling, dat verweerster aan klaagster per e-mailbericht van 30 november 2012 heeft laten weten dat er mogelijk nog telefonisch contact over de voorstellen zou plaatsvinden en dat klaagster derhalve niet overvallen kan zijn geweest door het telefonisch contact op zondagmiddag 2 december 2012. Voorts heeft verweerster aangevoerd dat ze op 2 december 2012 meerdere malen met klaagster en de wederpartij heeft getelefoneerd. Uit de e-mailcorrespondentie blijkt volgens verweerster dat klaagster precies wist waar het over ging. De tijdsdruk die in het weekend ontstond had verweerster niet in eigen hand; door op zondagmiddag direct te reageren nam ze de tijdsdruk voor klaagster juist weg. Klaagster had een groot belang bij een snelle afwikkeling van de procedure  en betaling van een bedrag door de wederpartij in verband met de door haar reeds aangekochte woning en zij maakte kenbaar zich te kunnen vinden in de besproken bedragen. Alle mogelijkheden en alternatieven zijn uitgebreid met klaagster besproken. Eerst op 22 januari 2013 heeft klaagster de vaststellingsovereenkomst ondertekend.  Klaagster heeft pas een half jaar later haar klachten geuit.  

5.3    Klaagster heeft in haar antwoordmemorie -kort gezegd- aangevoerd dat er geen tijdsdruk was van haar kant. Verweerster had haar alleen op de hoogte moeten brengen van het telefoontje van de wederpartij en tegen de wederpartij moeten zeggen dat ze hen de volgende dag zouden treffen. Klaagster was in verwarring gebracht door de vraag van verweerster over de hoogte van de alimentatie, terwijl op de zitting van 3 december 2012 alleen nog de boedelverdeling afgewikkeld zou worden. Het was een grote verrassing dat zij op zondag door verweerster werd gebeld om in onderhandeling te gaan. Verweerster zette haar en zichzelf daarmee volkomen voor het blok. Klaagster heeft drie jaar over de totstandkoming van de partneralimentatie gedaan en zou dit niet zomaar naar beneden bijstellen. Van de kant van klaagster was geen sprake van duidelijkheid of overeenstemming. De gevolgen van de afspraken zijn niet door verweerster met klaagster besproken. Pas toen klaagster de conceptovereenkomst onder ogen kreeg werd haar enigszins duidelijk wat de gevolgen waren. Verweerster had bij de rechtbank om aanhouding moeten verzoeken. Verweerster dient de aansprakelijkheid voor de geleden schade op zich te nemen.

5.4    Het hof overweegt met de raad dat een advocaat de belangen van zijn cliënt voldoende zorgvuldig dient te behartigen en dat van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat hij zijn cliënt steeds voldoende informeert over diens juridische mogelijkheden, hem daarin adviseert en hem voldoende tijd en gelegenheid geeft om tot een beslissing te komen.

5.5    Anders dan de raad oordeelt het hof echter dat verweerster de belangen van klaagster voldoende zorgvuldig heeft behartigd en dat zij, gezien de omstandigheden, heeft gehandeld zoals van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Hiertoe overweegt het hof als volgt.

5.6    Uit de vastgestelde feiten blijkt dat de onderhandelingen reeds voor zondag 2 december 2012 waren aangevangen. Tevens staat vast dat klaagster op 29 november 2012 daartoe zelf een voorstel heeft doorgegeven aan verweerster, waarbij klaagster een wezenlijk lager partner-alimentatiebedrag per maand noemt dan in de beschikking van de rechtbank van 25 oktober 2012 was toegewezen. Verweerster heeft klaagster daarop laten weten dat haar voorstel een basis voor overleg biedt, dat misschien voor, tijdens of na de geplande zitting bij de rechtbank op 3 december 2012 op gang zal komen. Vervolgens is verweerster op zondag 2 december 2012 door de wederpartij gebeld en heeft er over en weer overleg plaats gevonden en heeft klaagster per sms aan verweerster laten weten wat haar eindbod was, waarna op 3 december 2012 de regeling tot stand is gekomen. Klaagster heeft op 10 januari 2013 wel aan verweerster te kennen gegeven zich overvallen te hebben gevoeld op 2 december 2012, maar niet dat zij het op 3 december 2012 in grote lijnen bereikte compromis niet langer wilde. De omstandigheid dat zij op 22 januari  2013 de vaststellingsovereenkomst ondertekende, onderstreept dat zij, mogelijk met tegenzin, ook toen nog de zaak wilde afwikkelen in overeenstemming met de in die overeenkomst verwoorde regeling. Het hof merkt in dit verband op dat het wel vaker voorkomt dat een schikking die minder oplevert dan men had gehoopt, met tegenzin wordt aangegaan, maar daarmee is nog niet gegeven dat de advocaat iets verkeerd heeft gedaan.

5.7    Gelet op deze gang van zaken oordeelt het hof, anders dan de raad, dat verweerster klaagster niet onnodig onder tijdsdruk heeft gezet. De in de tuchtprocedure overgelegde brief- en e-mailwisseling wijst er niet op dat het klaagster niet duidelijk was waar zij mee bezig was of dat zij de in grote lijnen op 3 december 2012 bereikte regeling niet echt wilde aangaan. Het hof acht niet aannemelijk gemaakt dat klaagster op zondag 2 december 2012 door de ontwikkelingen overvallen en voor het blok gezet werd. Zij had immers, blijkens haar emailbericht aan verweerster van 29 november 2012 goed nagedacht over haar positie en haar wensen voor een regeling op schrift gesteld en aan verweerster gestuurd. Uit de reactie in het emailbericht van verweerster van 30 november 2012 moet zij hebben begrepen dat er een gerede kans bestond dat er nog voor de zitting van 3 december 2012 over een regeling zou worden onderhandeld.

5.8    Tegen de achtergrond van het voorgaande acht het hof de klachten dat verweerster zich ondeskundig heeft getoond, te weinig gecommuniceerd heeft met klaagster, onbevoegd heeft gehandeld en een onbegrijpelijke alimentatiedeal heeft gemaakt, ongegrond.

5.9    Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht ongegrond is en dat de beslissing van de raad niet in stand kan blijven.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing waarvan beroep;

en, opnieuw recht doende:

-    verklaart de klacht ongegrond.

       

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. L. Ritzema, A.R. Sturhoofd, J.C. van Oven en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2016.

griffier        voorzitter                     

             

De beslissing is verzonden op 7 maart 2016.