Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-09-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:229

Zaaknummer

17-547

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; de voorzitter oordeelt klager ontvankelijk in zijn klacht. Weliswaar is eerder over hetzelfde feitencomplex geklaagd, maar die eerdere klacht heeft niet geleid tot een onherroepelijke eindbeslissing, zodat de situatie van het ne bis in idem-beginsel ex art. 47b Advocatenwet zich niet voordoet. Slordigheid, traagheid en niet adequaat handelen voor verweerster voor haar cliënt in geschil met verzekeraar kan de voorzitter niet vaststellen. Verweerster diende zich na de door haar geconstateerde vertrouwensbreuk aan de zaak te onttrekken en heeft dat ex gedragsregel 9 lid 2 op zorgvuldige wijze gedaan. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 4 september 2017

in de zaak 17-547

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 18 juli 2017 met kenmerk 2017 KNN028, door de raad ontvangen op 19 juli 2017.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    In 2012 is klager met zijn auto een verkeersongeval overkomen. Hij heeft daarop zijn verzekeraar, bij wie hij een Schadeverzekering voor Inzittenden (SVI) had afgesloten, aangesproken voor de door hem geleden schade. Zijn verzekeraar heeft een bedrag van € 17.000,- aan klager uitgekeerd.

1.2    Daarna heeft de verzekeraar een procedure tegen klager aanhangig gemaakt om voor recht te laten verklaren dat de verzekeraar niets meer verschuldigd was aan klager, althans gevorderd om een betalingsverplichting op nihil te stellen. Vanaf 20 oktober 2014 heeft verweerster als vierde opvolgend advocaat klager hierin bijgestaan.

1.3    Bij brief van 20 april 2015 heeft verweerster, onder meer, aan klager bevestigd dat zij zich als advocaat aan de zaak moest onttrekken, klager aangeraden om snel een nieuwe advocaat te zoeken en hem meegedeeld dat zij ervoor had gezorgd dat de roldatum voor antwoord van 22 april 2015 met twee weken was aangehouden.

1.4    Op 22 juni 2015 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend over de kwaliteit van haar werkzaamheden in de periode van 20 oktober 2014 tot 20 april 2015. Klager heeft deze klacht op 20 augustus 2015 ingetrokken.

1.5    Bij brief van 26 januari 2017, ingekomen op 27 januari 2017, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    vanaf oktober 2014 niets in de zaak van klager te doen, ondanks veelvuldig verzoek daartoe van klager per e-mail en telefoon;

b)    zich plotseling op 20 april 2015 aan de zaak te onttrekken;

c)    niets van zich te laten horen nadat klager in augustus 2015 zijn klacht tegen verweerster had ingetrokken nadat een collega van verweerster hem had toegezegd dat de belangen van klager verder zouden worden behartigd.

 

3    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.

 

4    BEOORDELING

Ten aanzien van de ontvankelijkheid

4.1    Verweerster heeft als meest verstrekkende verweer de niet-ontvankelijkheid van klager aangevoerd. Volgens verweerster heeft klager op 22 juni 2015 over hetzelfde feitencomplex een klacht met dezelfde inhoud ingediend, welke klacht hij vervolgens op 20 augustus 2015 weer heeft ingetrokken. Gelet op het ‘ne bis in idem-beginsel’ dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht, aldus verweerster.

4.2    De voorzitter stelt voorop dat ook in tuchtrechtelijke procedures het zogenaamde ne bis in idem-beginsel geldt (artikel 47b Advocatenwet). Dat betekent dat dezelfde klacht niet twee maal ter beslissing kan worden voorgelegd. Weliswaar heeft klager al eerder over hetzelfde feitencomplex geklaagd, maar nu die eerdere klacht jegens verweerster niet heeft geleid tot een onherroepelijke tuchtrechtelijke eindbeslissing, zoals is bedoeld in artikel 47b Advocatenwet, doet zich deze situatie van ne bis in idem hier niet voor. Dat betekent dat klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Daarover overweegt de voorzitter als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

4.3    De voorzitter stelt voorop dat een advocaat gehouden is de hem opgedragen werkzaamheden met de nodige voortvarendheid voor zijn cliënt te verrichten.

4.4    De juistheid van het verwijt van klager dat verweerster slordig, traag en niet adequaat heeft gehandeld kan de voorzitter, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet vaststellen. Daartoe heeft klager zijn verwijt onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Nu een feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, wordt dit klachtonderdeel dan ook kennelijk ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdeel b)

4.5    Uitgangspunt is dat het een advocaat steeds vrij staat om zijn werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient een advocaat, wanneer hij besluit een verstrekte opdracht neer te leggen, dat op zorgvuldige wijze te doen en ervoor zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt (vgl. Gedragsregel 9 lid 2). Een dergelijke beslissing dient tijdig kenbaar te worden gemaakt en de cliënt dient te worden gewezen op de te nemen stappen, zodat deze daarvan geen schade ondervindt. De voorzitter zal het optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.6    Uit het overgelegde klachtdossier leidt de voorzitter af dat verweerster zich aan de zaak van klager heeft onttrokken nadat volgens haar op 20 april 2015 sprake was van een vertrouwensbreuk. Haar was toen gebleken dat de informatie die klager haar mondeling had verstrekt niet juist was. Daarnaast wilde klager niet meewerken aan het verzamelen en verstrekken van de juiste informatie. Bovendien bleek de financiering aan de zaak tegen de SVI-verzekeraar te zijn ontvallen en was klager niet zelf in staat om daarvoor te zorgen. Onder deze omstandigheden, die ook niet zijn weersproken door klager, is de voorzitter van oordeel dat het verweerster vrij stond om zich te onttrekken aan de zaak van klager. Anders dan klager is de voorzitter van oordeel dat verweerster dat tijdig en op zorgvuldige wijze heeft gedaan; niet plotseling zoals klager betoogt. Verweerster heeft immers zowel telefonisch als per brief van 20 april 2015 klager meegedeeld waarom zij haar opdracht zou neerleggen, heeft hem daarbij uitdrukkelijk gewezen op de gevolgen daarvan voor zijn procedure tegen de verzekeraar en heeft bovendien gezorgd voor uitstel van de komende rolhandeling met twee weken, zodat klager meer tijd had om een nieuwe advocaat te zoeken. Nu niet gesteld of gebleken is dat klager door deze handelwijze van verweerster is benadeeld of anderszins schade heeft geleden, is van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster geen sprake. Op grond hiervan oordeelt de voorzitter dit klachtonderdeel dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.7    Verweerster betwist dat na het indienen van de eerste klacht door klager een kantoorgenoot aan klager heeft toegezegd dat de belangen van klager na intrekking van de klacht verder zouden worden behartigd. Nu klager dit verwijt, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet met nadere feiten heeft onderbouwd, kan de voorzitter de juistheid daarvan niet vaststellen. Mitsdien ontbreekt een feitelijke grondslag aan dit verwijt. De voorzitter zal ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 4 september 2017.

 

griffier                                                                            voorzitter

 

Verzonden d.d. 4 september 2017.