Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:261

Zaaknummer

6793

Inhoudsindicatie

Door klaagster te bewegen daags voor faillissement van advocatenvennootschap een voorschot te betalen op koopsom voor over te dragen vorderingen aan die inmiddels lege vennootschap, waarvan activiteiten gestaakt waren, is verweerder ernstig tekort geschoten in de financiële kant van zijn praktijkvoering. Verzwaring maatregel tot vijf maanden onvoorwaardelijke schorsing.

Uitspraak

Beslissing van 20 september 2013

in de zaak 6793

naar aanleiding van het hoger beroep van:

advocaat te Maastricht

verweerder

tegen:

gevestigd te Almere

klaagster

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

´s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 15 april 2013, onder nummer M 317-2012, aan partijen toegezonden op 16 april 2013, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder, gegrond is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 14 mei 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klaagster;

- de brief van verweerder aan het hof d.d. 4 juli 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 22 juli 2013, waar mr. H., advocaat te Roermond en mevrouw K.,  namens verweerder en mr. Z., advocaat te Amsterdam, namens klaagster zijn verschenen.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat:

verweerder klaagster daags voor het faillissement van zijn advocatenvennootschap ertoe heeft bewogen een voorschotbetaling te verrichten aan zijn op dat moment reeds lege vennootschap waarvan de activiteiten gestaakt waren.

3.2 Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht

- verweerder heeft in de wetenschap dat de vennootschap een lege huls was waarin geen enkele activiteit meer werd uitgeoefend en in de wetenschap dat deze vennootschap daags daarna failliet zou worden verklaard, opzettelijk en op onrechtmatige wijze klaagster weten te bewegen tot het betalen van een voorschot van € X. Verweerder heeft aldus klaagster onder valse voorwendselen tot betaling bewogen, terwijl hij wist dat  de verplichtingen voortvloeiende uit de akte van cessie door de vennootschap nooit zouden kunnen worden uitgevoerd;

- verweerder heeft na door klaagster op zijn onrechtmatige handelwijze te zijn aangesproken nog een aantal pogingen ondernomen zich uit de situatie te redden door steeds wisselende, uiterst ongeloofwaardige en in sommige gevallen onjuiste verklaringen af te leggen over de eigendom van de declaraties van de vennootschap. De curator in het faillissement van de vennootschap heeft klaagster bericht dat de declaraties toebehoren aan de boedel en dat verweerder hierover dus niet kan beschikken. De kans dat klaagster nog (een deel van) de vordering uit de boedel krijgt, is nihil.

- Het handelen van verweerder heeft het vertrouwen van klaagster in de      advocatuur in ernstige mate geschaad.

4 FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1 Verweerder was bestuurder en enig aandeelhouder van S. B.V., verder de bv. In september 2011 heeft verweerder overleg gevoerd met klaagster over dienstverlening door klaagster. Bij email van 26 september  2011 heeft klaagster twee offertes aan verweerder gezonden, namelijk een offerte voor toekomstige diensten op het terrein van de incasso van debiteuren  (een factoringovereenkomst) en een offerte voor overdracht van openstaande vorderingen tegen een afgesproken prijs. Daarbij werd uitgegaan van een totaal te incasseren bedrag van € X. en is een koopprijs aangeboden van € X.

4.2 Op 13 oktober 2011 hebben partijen een factoringovereenkomst gesloten ingaande 1 oktober 2011.

4.3 Bij email van 10 oktober 2011 heeft verweerder  aan klaagster bericht dat het totaal aan over te dragen vorderingen € X. bedraagt en dat hij een koopsom wenst van € X.

4.4 Bij email van 12 oktober 2011 heeft klaagster bericht dat overeenstemming is bereikt over een koopsom van € X., ervan uitgaande dat het totaal te incasseren saldo over de jaren 2008 tot 2011 € X. zou bedragen. Klaagster heeft vervolgens een conceptakte van cessie gezonden. Artikel 1 van die akte bepaalt dat de bv alle in bijlage 1 vermelde vorderingen overdraagt. Die bijlage ontbrak. Artikel 5a en b bepaalt vervolgens dat de bv enig rechthebbende is en dat de vorderingen onbezwaard zijn.

4.5 Verweerder heeft op 14 december 2011 de conceptakte ondertekend retour gezonden `zonder een overzicht van de over te dragen vorderingen.

4.6 In het najaar van 2011 zijn de activiteiten van de bv beëindigd. Het bestaande huurcontract werd per 31 december 2011 afgekocht, personeel is vertrokken en lopende dossiers zijn elders ondergebracht.

4.7 Aanvang 2012 drong verweerder bij klaagster aan op ondertekening en nakoming van de akte van cessie. Klaagster stelde eerst te willen beschikken over een compleet overzicht van de over te dragen vorderingen. Op 13 februari 2012 heeft verweerder bij herhaling met klaagster gebeld en verzocht tot ondertekening van de akte van cessie en betaling over te gaan. Overeenstemming over de inhoud van het over te dragen bestand was er toen nog niet. Klaagster heeft op 13 februari 2012  aan het einde van de dag een bedrag van € X. overgemaakt naar de rekening van de bv. De bv is door de rechtbank op 14 februari 2012 in staat van faillissement verklaard ondanks daartegen gevoerd verweer. Volgens het verslag van de curator had de bv nauwelijks activa en een schuldenlast van ruim € X.

5 BEOORDELING

5.1 In zijn appelschrift heeft verweerder aangevoerd dat de raad heeft miskend dat tussen de bv en klaagster al op 13 oktober 2011 een overeenkomst was gesloten en dat “oude “ debiteuren daarvan deel uitmaakten. Zijn handelwijze op 13 februari 2012 is dan ook niet als onbetamelijk voor een advocaat te beschouwen.

5.2 Het hof deelt dit standpunt niet. Uit de feiten zoals hiervoor vermeld, blijkt dat er sprake is geweest van twee offertes voor verschillende overeenkomsten, namelijk een factoringovereenkomst en een akte van cessie  van  “oude “debiteuren. Met betrekking tot deze laatste overeenkomst zijn partijen een prijs(bepaling) overeengekomen gebaseerd op het totaal van het over  te dragen debiteuren-bestand. De juistheid van dit bestand was onderwerp van emailverkeer tussen vertegenwoordigers van partijen in de periode december 2011 en februari 2012. De vertegenwoordigster van verweerder stuurde bij mail van 13 februari 2012 een overzicht dat sloot op € X., terwijl de prijs in de conceptakte was gebaseerd op € X.

5.3 Nu de omvang van het totaal der over te dragen vorderingen mede bepalend was voor de vaststelling van de koopprijs, is voor het hof onvoldoende komen vast te staan dat het dringende verzoek tot betaling van € X. zoals gedaan op 13 februari 2012, moet worden gezien als een uitvoeringshandeling van een reeds eerder gesloten overeenkomst.

5.4 Door bij klaagster op 13 februari 2012 aan te dringen op directe betaling van een bedrag van € X., in de wetenschap dat de volgende dag de faillissementsaanvrage van de bv zou worden behandeld en met de wetenschap dat de bv geen enkel verhaal bood, waar deze  sinds het najaar van 2011 geen activiteiten meer verrichtte en nauwelijks activa had maar wel was belast met een schuldenlast van meer dan € X., is het optreden van verweerder tegen klager op 13 februari 2012 tuchtrechtelijk verwijtbaar. Van een advocaat moet in zijn optreden de financiële kant van de praktijkvoering betreffende de nodige nauwgezetheid en zorgvuldigheid worden verlangd zodat zijn betrouwbaarheid niet ter discussie kan komen. Verweerder is daar ernstig  in te kort geschoten.

5.5 Mede gezien het oordeel van het hof in de zaak 6747 waarin heden tevens uitspraak wordt gedaan en de reeds eerder aan verweerder opgelegde tuchtmaatregelen, acht het hof  een schorsing van langere duur dan  door de  raad bepaald geboden. Het hof acht met eenparigheid een schorsing voor de duur van vijf maanden passend en geboden.

5.6 Wat namens verweerder overigens nog is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline te ’s-Hertogenbosch van 15 april 2013 met nummer M317-2012 voor zover daarbij aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van drie maanden is opgelegd;

en, opnieuw rechtdoende:

- legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vijf maanden;

- bekrachtigt de beslissing voor het overige.

 

 

 

De beslissing is verzonden op 20 september 2013.