Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-12-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2017:269

Zaaknummer

17-724/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 7 december 2017

in de zaak 17-724/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 4 september 2017 met kenmerk R 2017/75 ml/dh, door de raad ontvangen op 6 september 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Voorts heeft de voorzitter kennisgenomen van klagers e-mail van 7 september 2017 met bijlage.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder behartigt c.q. heeft de belangen van de ex-partner van klager behartigd bij de afwikkeling van de financiële verdeling na beëindiging van de samenwoning.

1.2 Op 18 november 2016 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden bij de rechtbank Den Haag. De ex-partner van klager werd op die comparitie bijgestaan door verweerder. In het proces-verbaal van die comparitie van partijen is onder meer het volgende opgenomen:

“(…) Partijen komen ter beëindiging van het onderhavige geschil (…) het volgende overeen:

1. [Klager] dient binnen drie maanden na heden zorg te dragen voor ontslag van [ex-partner van klager] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. (…)

2. [Klager] betaalt aan [ex-partner van klager] een bedrag van € 25.000 ten titel van afwikkeling van de verdeling na beëindiging van de samenwoning.

3. Betaling zal plaatsvinden binnen een week na heden op rekeningnummer (…) ten name van [ex-partner van klager].

4. Bij niet- of niet-tijdige voldoening overeenkomstig het voorgaande zal het dan nog openstaande bedrag onmiddellijk en zonder nadere ingebrekestelling in zijn geheel opeisbaar en voor executie vatbaar zijn. (…)

7. Partijen verzoeken doorhaling van de zaak per heden. (…)”

1.3 Klager heeft verweerder bij e-mail van 27 februari 2017 te 07.41 uur meegedeeld:

“(…) Alvorens inhoudelijk in te gaan op uw mail van vrijdag 24-02-2017, verzoek ik u om een reactie op mijn onderstaande mail.

Ik verzoek u om dit uiterlijk 03-03-2017 te doen.”

1.4 Bij e-mail van 27 februari 2017 te 09.31 uur, met een cc aan de ex-partner van klager, heeft verweerder klager als volgt bericht:

“(…) De boedelscheiding tussen u en cliënte is afgewikkeld middels het PV van schikking d.d. 18 november 2016. [Zoon van klager en diens ex-partner] staat hier los van. Daarbij zal cliënte dit zelf wel aankaarten met hem voor zover zij dit nodig acht.

Resteert de afwikkeling van de schikking. Ik geef u nog een week de gelegenheid een en ander te regelen en anders zal ik cliënte adviseren in kort geding nakoming van het proces-verbaal subsidiair verkoop van de woning af te dwingen. Cliënte wacht nu al meer dan drie maanden.”

1.5 Bij brief van 15 mei 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij niet heeft gereageerd op klagers e-mailberichten in het kader van de verdeling van het bedrag dat klager bij de verdeling aan zijn ex-partner heeft moeten uitbetalen;

b) hij zijn cliënte blijkens een e-mail van 27 februari 2017 onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd over de hypotheekkwestie;

c) hij, ondanks het feit dat het dossier is gesloten, blijft dreigen met nieuwe rechtszaken.

3 VERWEER

3.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klacht dient te worden afgewezen. Zijn verweer komt - waar nodig - aan de orde bij de beoordeling van de klacht. 

4 BEOORDELING

4.1 De door klager ingediende klacht richt zich tegen verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Vooropgesteld wordt dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De voorzitter zal de klacht tegen deze achtergrond beoordelen.

Klachtonderdeel a

4.2 Klager verwijt verweerder dat hij niet heeft gereageerd op e-mailberichten van klager in het kader van de verdeling van het bedrag dat klager bij de verdeling aan zijn ex-partner heeft moeten uitbetalen.

4.3 De voorzitter overweegt als volgt.

4.4 Verweerder is als advocaat per definitie partijdig en dient op te komen voor de belangen van zijn cliënte. Daarbij is verweerder naar het oordeel van de voorzitter gebleven binnen de bandbreedte van professioneel gedrag, zodat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Opgemerkt zij dat een advocaat niet gehouden is te reageren zodra hem een bericht wordt gestuurd, maar dat het in beginsel aan hem ter beoordeling is of een ontvangen bericht (expliciete en aparte) beantwoording behoeft. Uit het dossier blijkt overigens dat verweerder wel degelijk op een aantal

e-mailberichten van klager heeft gereageerd; zie onder meer de randnummers 1.3 en 1.4 bovenaan deze beslissing.

4.5 Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b

4.6 Het klachtrecht van de Advocatenwet is enkel bedoeld voor diegene die door een handelen of nalaten van de advocaat rechtstreeks in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. De voorzitter is van oordeel dat klager bij klachtonderdeel b geen rechtstreeks belang heeft als bedoeld in de Advocatenwet. Klager stelt immers dat verweerder zijn cliënte onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd. Indien en voor zover hiervan al sprake is, dan heeft te gelden dat verweerder hiermee niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld jegens klager. Klager staat immers buiten de (rechts)verhouding tussen verweerder en zijn cliënte. Naar het oordeel van de voorzitter kan klager, als wederpartij van de cliënte van verweerder, niet als belanghebbende worden beschouwd zodat klachtonderdeel b kennelijk niet-ontvankelijk is.

Klachtonderdeel c

4.7 Uit de onderhavige stukken volgt dat de schikking niet direct door klager  werd nagekomen. Het stond verweerder derhalve vrij om namens zijn cliënte na drie maanden aan te dringen op nakoming van de schikking. Het aankondigen van nieuwe rechtsmaatregelen in het geval van niet-nakoming is evenmin klachtwaardig.

4.8 Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

- klachtonderdeel b, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;

- klachtonderdelen a en c, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 7 december 2017.

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 december 2017 verzonden.