Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-12-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2017:272
Zaaknummer
17-770/DH/DH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht deels niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de driejaarstermijn; klacht voor het overige kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 5 december 2017
in de zaak 17-770/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 20 september 2017 met kenmerk K066 2017 dk/ab, door de raad op diezelfde datum ontvangen, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager is bestuurder geweest van een besloten vennootschap. Uit die rechtsverhouding is een geschil gerezen. Verweerder heeft de besloten vennootschap in dat geschil bijgestaan.
1.2 Bij vonnis van 22 augustus 2012 heeft de rechtbank (…), locatie (…), de vorderingen van klager afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de besloten vennootschap.
1.3 De vader van klager is in juni 2014 overleden. Zijn nalatenschap wordt beheerd door een executeur-testamentair.
1.4 Op 24 februari 2015 is het vonnis d.d. 22 augustus 2012 aan klager betekend. Op 2 en 16 juni 2015 is namens de besloten vennootschap executoriaal beslag gelegd onder de executeur-testamentair, tevens bewindvoerder voor klager, op alle uitkeringen die aan klager gedaan zouden worden. Klager heeft vervolgens - zonder resultaat - getracht in kort geding opheffing van het beslag te bewerkstelligen.
1.5 Bij e-mail van 22 maart 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij in de procedure die heeft geleid tot het vonnis d.d. 22 augustus 2012 de rechtbank onjuist en vals heeft voorgelicht en bewust gebruik heeft gemaakt van het in verband daarmee gepleegde bedrog;
b) hij in 2015 het - op bedrieglijke en manipulatieve wijze verkregen - vonnis d.d. 22 augustus 2012 heeft getracht te doen executeren op klagers aandeel in de nalatenschap van diens vader, terwijl verweerder wist dat het vonnis d.d. 22 augustus 2012 op pertinente onjuistheden berust.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer bij de beoordeling van de klacht zal worden ingegaan.
4 BEOORDELING
Klachtonderdeel a
4.1 Artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet bepaalt dat een klacht niet-ontvankelijk is als de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de beklaagde advocaat. Op grond van het bepaalde in lid 2 van datzelfde artikel blijft na afloop van die termijn van drie jaar een niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
4.2 Klager heeft zijn klacht bij de deken ingediend op 22 maart 2017, terwijl klachtonderdeel a ziet op (vermeend) handelen van verweerder in de procedure die heeft geleid tot het vonnis d.d. 22 augustus 2012. Derhalve is de driejaarstermijn als bedoeld in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet overschreden. Dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn, is de voorzitter niet gebleken.
4.3 Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk.
Klachtonderdeel b
4.4 Verweerder heeft aangevoerd dat - hoewel klager stelt dat hij immaterieel en materieel nadeel ondervindt van het geëxecuteerde vonnis - niet duidelijk is waaruit dat nadeel concreet bestaat. Het gelegde beslag heeft tot op heden niets opgeleverd. Gegeven het feit dat klager niet heeft weersproken dat de Rechtbank (…) heeft vastgesteld dat klager het testament van zijn vader niet heeft gerespecteerd en op die grond geen erfgenaam is, zal het beslag naar alle waarschijnlijkheid ook niets gaan opleveren omdat uitkeringen uit de boedel aan klager achterwege zullen blijven - aldus verweerder.
4.5 De voorzitter overweegt als volgt.
4.6 Op basis van het onderhavige dossier, en de tegenstrijdige verklaringen van klager en verweerder, is niet komen vast te staan dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door (te trachten) het vonnis d.d. 22 augustus 2012 te doen executeren.
4.7 Klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- klachtonderdeel a, met toepassing van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk;
- klachtonderdeel b, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 5 december 2017.
Deze beslissing is in afschrift op 5 december 2017 verzonden.