Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-11-2016
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2016:209
Zaaknummer
160112
Inhoudsindicatie
Tav verweerder 1
Inhoudsindicatie
Nu niet vast is komen te staan dat verweerder 1 belastingstukken van klager had, valt niet in te zien hoe hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door deze stukken niet aan klager te verstrekken.
Inhoudsindicatie
Tussen partijen staat vast dat verweerder 1 klager op zijn verzoek de naam heeft verstrekt van een echtscheidingsadvocaat. Het is vervolgens klager zelf geweest die contact met de echtscheidingsadvocaat heeft gelegd. Het had klager vrij gestaan deze advocaat niet te benaderen, maar zich te wenden tot de advocaat die hem in het verleden al had bijgestaan bij huwelijkse problemen. Niet valt in te zien hoe verweerder 1 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klager, op zijn verzoek, een suggestie aan de hand te doen. Omstandigheden die maken dat verweerder 1 de voorgedragen advocaat in redelijkheid niet had kunnen voorstellen zijn niet gesteld of gebleken.
Inhoudsindicatie
Tav verweerder 2
Inhoudsindicatie
De professionele standaard vereist dat de advocaat de cliënt tijdig en volledig informatie verschaft inzake cassatie, zodat de client zich nog kan wenden tot een andere advocaat voor een second opinion. Vast staat dat verweerder na het bericht van 2 juli 2012 eerst bij brief van 21 december 2012 klager heeft geïnformeerd. Op dat moment was de termijn voor indiening van cassatiemiddelen reeds verstreken. Verweerder heeft dan ook niet voldaan aan de eisen die aan een behoorlijk (cassatie-)advocaat worden gesteld. Nu verweerder ter zitting het tekortschieten heeft erkend en heeft meegedeeld dat er inmiddels op kantoor maatregelen zijn getroffen die een dergelijk tekortschieten moeten helpen voorkomen, is het hof van oordeel dat de gegrondverklaring van het desbetreffende klachtonderdeel niet leidt tot een andere maatregel dan reeds is opgelegd.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Uitspraak
De beslissing
van 14 november 2016
in de zaak 160112
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder (hierna: verweerder 1)
en
verweerder (hierna: verweerder 2)
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 22 maart 2016, onder nummer 15-009NH en 15-010NH, aan partijen toegezonden op 22 maart 2016, waarbij klachtonderdeel b van klager tegen verweerder 2 gegrond is verklaard, klachtonderdeel a van klager tegen verweerder 2 evenals zijn klacht tegen verweerder 1 (in alle onderdelen) ongegrond is verklaard en aan verweerder 2 de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2016:81.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 april 2016 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 september 2016, waar verweerders zijn verschenen.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog aan de orde, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder 1:
a) heeft geweigerd stukken uit het dossier 2011 inzake belastingen aan klager toe te zenden, ondanks herhaalde verzoeken;
b) klager een bepaalde echtscheidingsadvocate heeft aangeraden terwijl hij wist dat klager al een advocaat had die op de hoogte was van zijn huwelijkse problemen en de aangeraden advocate bovendien geen verstand had van Duits recht;
c) verweerder 2 cassatieberoep heeft laten instellen in de zaak van klager en klager vervolgens, zonder dat nog enig overleg met hem heeft plaatsgevonden, geconfronteerd is met een afwijzend arrest van de Hoge Raad;
d) ter zitting geen bezwaar heeft gemaakt tegen op het laatste moment nog toegevoegde zaken;
verweerder 2:
a) niet met klager de (on)mogelijkheden van de cassatieprocedure heeft besproken, waardoor klager de mogelijkheid is onthouden aanvullende informatie te verschaffen.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Klager heeft in zijn appelschrift zijn bezwaren zoals voorgelegd aan de raad herhaald.
4.2 Verweerder 2 heeft ter zitting van het hof meegedeeld dat op zijn kantoor maatregelen zijn getroffen die erin voorzien dat een cliënt tijdig en voldoende informatie wordt verschaft over de mogelijkheden in cassatie.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft de Advocatenwet zoals deze gold tot 1 januari 2015 op de onderhavige zaak toegepast. Omdat de klacht is ingediend voor 1 januari 2015 zal ook het hof de Advocatenwet toepassen die gold tot genoemde datum.
5.2 Ten aanzien van verweerder 1 heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven tegen de beslissing van de raad in dit onderdeel van de procedure worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
5.3 Klager heeft ook hoger beroep ingesteld tegen de beslissing op zijn klachten over verweerder 2. Nu klachtonderdeel b gegrond is verklaard, kan zijn beroep slechts betrekking hebben op onderdeel a. Het hof leest in de klacht dat klager verweerder 2 verwijt dat klager niet tijdig is geïnformeerd over de mogelijkheden die een cassatieprocedure biedt, waardoor klager niet alleen geen mogelijkheden had om aanvullende informatie te verschaffen, maar zich ook niet meer kon wenden tot een andere advocaat.
5.4 De raad heeft dit onderdeel van de klacht ongegrond geacht door te benadrukken dat de professionele standaard niet met zich brengt dat een bespreking tussen advocaat en cliënt noodzakelijk is om cassatieadvies uit te brengen. Anders dan de raad leest het hof niet in de klacht dat het klager (voornamelijk) ging om een bespreking. Zoals ook ter zitting met verweerder 2 besproken vereist de professionele standaard niet noodzakelijkerwijs een bespreking, maar wel dat de advocaat de cliënt tijdig en volledig informatie verschaft zodat hij zich nog kan wenden tot een andere advocaat voor een second opinion. Vast staat dat verweerder na het bericht van 2 juli 2012 eerst bij brief van 21 december 2012 klager heeft geïnformeerd. Op dat moment was de termijn voor indiening van cassatiemiddelen reeds verstreken. Verweerder heeft dan ook niet voldaan aan de eisen die aan een behoorlijk (cassatie-)advocaat worden gesteld. Het hof acht de klacht zoals door het hof gelezen dan ook gegrond.
5.5 Nu verweerder ter zitting het tekortschieten heeft erkend en heeft meegedeeld dat er inmiddels op kantoor maatregelen zijn getroffen die een dergelijk tekortschieten moeten helpen te voorkomen, is het hof van oordeel dat de gegrondverklaring van dit klachtonderdeel niet leidt tot een andere maatregel dan reeds is opgelegd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 22 maart 2016 in de zaak 15-010 NH;
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 22 maart 2016 in de zaak 15-009NH voor zover in die beslissing klachtonderdeel a ongegrond is verklaard;
- verklaart klachtonderdeel a gegrond;
- bekrachtigt de beslissing voor het overige.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. W.A.M. van Schendel, D.J. Markx, J. Italianer en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.E. van Trigt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2016.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 14 november 2016.