Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-05-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:78

Zaaknummer

17-989/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  28 mei 2018

in de zaak 17-989/DB/LI

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van  18 januari 2018 op de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

                        verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brieven d.d. 29 juni 2017 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: ‘de deken”, een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief van 29 november 2017 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad.  

1.3      Bij beslissing van 19 januari 2018 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a van de Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 29 januari 2018 verzonden aan klager.

1.4      Bij brief d.d. 13 februari 2018, door de raad ontvangen op 14 februari 2018 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 april 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager.    

 

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder in de procedure bij de rechtbank en in de appelprocedure een valse voorstelling van zaken heeft gegeven.

 

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

Klager is het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter, omdat de voorzitter er ten onrechte van uit is gegaan is dat klager in 2011 op de hoogte was van de verklaring van getuige M.

 

                          3.3     In verzet is de vraag aan de orde of de voorzitter is uitgegaan van de juiste beoordelingscriteria en of hij terecht heeft geoordeeld dat behandeling op zitting niet verder kon bijdragen aan haar oordeelsvorming.

 

4          BEOORDELING  

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en voorts acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2      Klager heeft ter onderbouwing van zijn verzet gesteld dat hij de aan het adres X. gerichte e-mail d.d. 16 september 2009 eerst in april 2015 in zijn bezit heeft gekregen. Verweerder heeft deze stelling echter betwist. De raad is van oordeel dat klager zijn stelling dat hij eerst in april 2015 over stukken beschikte, waaruit volgens hem kon worden opgemaakt dat de verklaring van getuige M niet op waarheid berust, ook in verzet onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd. De voorzitter heeft naar het oordeel van de raad terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan.

4.3      De raad komt tot de slotsom dat de door klager aangevoerde gronden niet slagen.  Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Griffier                                                                       Voorzitter

 

Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet , voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 mei 2018.

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 29 mei 2018

 

verzonden aan:

-  klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet on gegrond is  verklaard, geen rechtsmiddel open.