Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-05-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:76

Zaaknummer

18-031/DB/LI

Inhoudsindicatie

Klacht over schending gedragsregel 7 niet-ontvankelijk want geen eigen belang. Geschil over openstaande nota’s en verrekenen is onderwerp van civiele procedure, niet aan tuchtrechter hierover te oordelen. Geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  28 mei 2018

in de zaak 18-031/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

 

tegen:

 

        

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1     Bij brief d.d. 8 augustus 2017 heeft de gemachtigde van klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 18 januari 2018 met kenmerk K17-084a heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht. De klacht is, gevoegd met de zaak 18-030/DB/LI,  behandeld ter zitting van de raad van 9 april 2018 in aanwezigheid van klaagster, vertegenwoordigd door mevrouw M en mevrouw B, bijgestaan door haar gemachtigde de heer W, en verweerster.  Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-           De hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken.

 

2        Feiten

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:

2.2     Klaagster, M., biedt arbodienstverlening aan en verzorgt ook de arbodienstverlening voor de medewerkers van verweersters kantoor. Binnen die samenwerking verwijst klaagster met enige regelmaat juridische kwesties van haar eigen klanten door naar het kantoor waar verweerster werkzaam is.

2.3     In de zaken D./P./B. heeft verweersters kantoor in 2014 een tweetal declaraties gestuurd aan M. Bij brief d.d. 13 oktober 2015 heeft mevrouw M, werkzaam bij verweersters kantoor, M. bericht dat deze nota’s zouden worden gecrediteerd.

2.3     Ter zake de door M. geleverde diensten heeft M. – onder meer – op 18 februari en 6 juni 2016 aan het kantoor van verweerster facturen verzonden. Op 19 juli 2017 heeft M. ter zake deze openstaande nota’s een betalingsherinnering gestuurd aan verweersters kantoor.

2.4     Bij brief d.d. 20 juli 2017 heeft mevrouw M, werkzaam bij verweersters kantoor, M. bericht de openstaande nota’s van M. te hebben verrekend met openstaande nota’s van het kantoor in de zaken D./P./B. Bij e-mailbericht d.d. 20 juli 2017 heeft M. aan verweersters kantoorgenoot mr. P bericht niet met verrekening te kunnen instemmen.

2.5     Tussen M. en verweersters kantoor is bij de kantonrechter een civielrechtelijke procedure aanhangig over de openstaande nota’s van M. aan verweersters kantoor en over de vraag of verweersters kantoor gerechtigd was deze te verrekenen.

2.6     F. maakte gebruik van de diensten van M. F. heeft op enig moment een geschil gekregen met haar werknemer K. Verweersters kantoorgenoot mr. P heeft de zaak van K in behandeling genomen. Tijdens de vakantie van mr. P heeft verweerster de zaak waargenomen. Bij e-mailbericht d.d. 5 juli 2017 heeft de gemachtigde van klaagster verweerster en haar kantoorgenoot mr. P verzocht om zich terug te trekken, bij gebreke waarvan een klacht zou worden ingediend. Bij e-mailbericht van dezelfde dag heeft verweerster aan de gemachtigde van klaagster medegedeeld niet bereid te zijn om zich terug te trekken.

 

 

3       KLACHT

                 3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

                                    

1.      weigert zich uit een zaak terug te trekken;

2.      althans het kantoor waar zij werkzaam is facturen onbetaald laat;

3.      althans het kantoor waar zij werkzaam is facturen wil verrekenen met facturen van derden.

 

                          4        VERWEER

                           4.1     De klacht is ongegrond. Het stond verweerster vrij om K bij te staan in het geschil met F. F. is nimmer cliënt geweest van verweersters kantoor. M. trad in deze kwestie op als gemachtigde van F. en het stond verweersters kantoor vrij om op te treden namens K. Verweerster heeft de behandeling van deze zaak overigens enkel tijdelijk op zich genomen toen haar kantoorgenoot mr. P met vakantie was. Verweerster heeft nimmer met M. over F. gesproken.

                          4.2     Het dispuut over de nota’s van M. is een zuiver zakelijke aangelegenheid, waarop de gedragsregels niet van toepassing zijn. Over dit onderwerp is een civielrechtelijke procedure aanhangig, zodat een discussie hierover niet hoort plaats te vinden bij de tuchtrechter.  

                         

                          5        BEOORDELING

5.1     Klachtonderdeel 1

De raad begrijpt de klacht van klaagster aldus, dat zij beoogt te klagen over schending door verweerster van gedragsregel 7 nu zij de belangen van K heeft behartigd in diens geschil met F., die op haar beurt, zo blijkt uit de correspondentie, in het geschil met K werd bijgestaan door klaagster. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat F. zich niet heeft beklaagd over het feit dat verweerster K bijstond. De raad stelt voorts vast dat klaagster klaagt namens zichzelf en niet namens F.

5.2     De raad overweegt dat gedragsregel 7 de bescherming van de (voormalige) cliënten van de desbetreffende advocaat ten doel heeft, hetgeen volgens vaste jurisprudentie medebrengt dat een wederpartij van die cliënt of een derde zich niet op deze regel kunnen beroepen . De raad is van oordeel dat klaagster niet voldoende gemotiveerd heeft gesteld in welk belang dat voormelde bepaling beoogt te beschermen zij rechtstreeks is of kan worden getroffen. Dat is ook niet gebleken. De raad zal klaagster in dit klachtonderdeel dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

                          5.3     Klachtonderdelen 2 en 3

De klachtonderdelen 2 en 3 hangen met elkaar samen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klaagster en verweersters kantoor verschillen van mening over de vraag of verweersters kantoor gerechtigd is om facturen van klaagster onbetaald te laten c.q. te verrekenen. De klachtonderdelen 2 en 3 hebben betrekking op kwesties van civielrechtelijke aard die onderwerp zijn van een procedure bij de kantonrechter en waarvan de beoordeling is voorbehouden aan de kantonrechter. De aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht bieden onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat zijdens verweerster sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De klachtonderdelen 2 en 3 zijn derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

-             verklaart klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 1;

-             verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond.

 

 

Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, leden , bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2018.

 

 

 

 

Griffier                                                                 Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 29 mei 2018

verzonden aan:

-  klaagsters gemachtigde

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

 

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klaagster

-  verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl