Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-05-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:75
Zaaknummer
17-817/DB/LI
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 28 mei 2018
in de zaak 17-817/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 21 december 2017 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brieven d.d. 25 en 27 november 2015 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: ‘de deken”, een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief van 6 oktober 2017 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad.
1.3 Bij beslissing van 21 december 2017 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 22 december 2017 verzonden aan klager.
1.4 Bij brief d.d. 17 januari 2018, door de raad ontvangen op 19 januari 2018 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 april 2018 in aanwezigheid van klager. Verweerder is, als vooraf schriftelijk aan de raad medegedeeld, niet verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager, de nagekomen brief van verweerster d.d. 26 februari 2018, de nagekomen brief met bijlagen van klager d.d. 22 maart 2018 en de nagekomen brief van met bijlagen van klager d.d. 2 april 2018, die de raad kwalificeert als pleitnota.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat::
1. (de rechtsvoorganger van het kantoor van) verweerster in eerdere door klager tegen deze aangespannen tuchtrechtprocedures zaken in procedure heeft gebracht en gehouden waarvan deze redelijkerwijs wist of kon weten dat deze op onwaarheid berustten en niet uit deze procedure heeft gehaald, waardoor de deken, de raad van discipline en het Hof van Discipline in de klachtzaken L 177-2013 en L 320-2014) op het verkeerde been zijn gezet.
2. (de rechtsvoorganger van het kantoor van) verweerster heeft de aansprakelijkstelling van 13 november 2003 laten versloffen en ook nog eens een fundamenteel rechtsbeginsel geschonden.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
Verweerster heeft stukken in het geding gebracht waarvan ze wisten dat die onwaar waren. Dit heeft de voorzitter bij het nemen van de beslissing over het hoofd gezien, terwijl dit blijkt uit de 17 producties die klager heeft overgelegd.
3.3 In verzet is de vraag aan de orde of de voorzitter is uitgegaan van de juiste beoordelingscriteria en of zij terecht heeft geoordeeld dat behandeling op zitting niet verder kon bijdragen aan haar oordeelsvorming.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en voorts acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.2 De raad komt tot de slotsom dat de door klager aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Griffier Voorzitter
Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet , voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 mei 2018.
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 29 mei 2018
verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet on gegrond is verklaard, geen rechtsmiddel open.