Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:71

Zaaknummer

6541

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft in letselschadezaak de behandeling (schikkingsonderhandelingen) aan medewerker niet-jurist overgelaten en ondanks verzoek van klager het schikkingsvoorstel niet zelf met hem besproken. Verzwaring van maatregel: berisping.

Uitspraak

Beslissing van 13 mei 2013

in de zaak 6541

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 23 juli 2012, onder nummer 12-49, aan partijen toegezonden op 23 juli 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van een enkele waarschuwing is opgelegd. De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder LJN YA3057.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 augustus 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 maart 2013, waar klager en verweerder in persoon zijn verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht en de toelichting daarop houden, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, het volgende in. Verweerder heeft het dossier van klager met betrekking tot klagers letselschade laten behandelen door een letselschademedewerker en onvoldoende de belangen van klager behartigd. Het was de uitdrukkelijke wens van klager dat de vaststellingsovereenkomst met verweerder zou worden besproken, alvorens deze door klager zou worden ondertekend. Daartoe heeft klager eind 2009 geprobeerd zelf in contact te treden met verweerder en tevens de letselschademedewerker verzocht met verweerder overleg te plegen. Klager heeft verweerder niet te spreken gekregen en kreeg van deze medewerker te horen dat verweerder bezig was met zijn vertrek van kantoor en dat hij zich niet meer met het dossier bezighield. Hoewel klager zijn twijfels had of hij de vaststellingsovereenkomst moest ondertekenen, heeft hij dat uiteindelijk toch maar gedaan. Dat klager wel degelijk twijfelde blijkt uit een gespreksnotitie van 21 december 2009 van de letselschademedewerker van een telefoongesprek dat zij die dag met klager had gevoerd.

4 FEITEN

Het volgende is komen vast te staan.

(i) Verweerder heeft in de jaren 2008 en 2009 als letselschadeadvocaat in verband met een letselschadezaak de belangen van klager behartigd.

(ii) Het intakegesprek heeft op 14 april 2008 plaatsgevonden in de woning van klager in aanwezigheid van verweerder en mevrouw M.. Nadien heeft klager over zijn zaak altijd contact gehad met mevrouw M., de juridisch medewerkster van het kantoor van verweerder en zijn letselschademedewerker.

(iii) De letselschadezaak van klager is in december 2009 geschikt met de letselschadeverzekeraar, waarbij aan klager een bedrag is toegekend van in totaal ongeveer € 40.000,--. Hiertoe is een vaststellingsovereenkomst opgesteld, gedateerd 20 december 2009. Deze vaststellingsovereenkomst en een belastinggarantie zijn op die datum door klager ondertekend.

(iv) Een telefoonnotitie van mevrouw M. van 21 december 2009 houdt in:

“Twijfelt nog E. niet meer bij D.? Voor- en nadelen besproken. Risico’s expertise. Mening med adv pi. Afwikkeling wel definitief. Stuurt mail. Toch afw.”

Met ‘E.’ is verweerder bedoeld. ‘D.’ is het advocatenkantoor waarbij verweerder destijds partner/advocaat was.

(v) In een brief van mevrouw M. aan klager van 21 december 2009 is vermeld dat zij de vaststellingsovereenkomst en de belastinggarantie per mail heeft doorgestuurd en ervan uitgaat dat het bedrag van € 35.000,-- binnenkort op de bankrekening van klager wordt overgemaakt, in verband waarmee zij tot sluiting van het dossier overgaat.

5 BEOORDELING

5.1 Uit de stukken van dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is voorts het volgende komen vast te staan. Zoals verweerder ook zelf heeft verklaard, heeft mevrouw M., die geen juriste is, de onderhandelingen gevoerd die tot de schikkingsovereenkomst met de verzekeraar hebben geleid en heeft hij met het oog op de ondertekening van de overeenkomst geen (eind)gesprek met klager gevoerd over het door mevrouw M. bereikte resultaat dat in het desbetreffende schikkingsvoorstel was verwoord.

5.2 Een advocaat behoort, zoals in regel 38 van de Gedragsregels 1992 (en de toelichting daarop) is neergelegd, in beginsel zelf de belangen van zijn cliënt te behartigen. Het voeren van schikkingsonderhandelingen met de schadeverzekeraar behoort in een letselschadezaak als de onderhavige bij uitstek tot de taak die een advocaat zelf dient uit te voeren. Van aangelegenheden met een overwegend administratief karakter die hij aan een medewerkster kan overlaten, is bij zulke onderhandelingen geen sprake, al was het maar omdat, naar verweerder blijkens zijn verklaring ter zitting van het hof ook onderkent, de voor de belangen van een cliënt cruciale beslissingen tijdens de onderhandelingen over de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst worden genomen.

5.3 Verweerder heeft het voeren van de schikkingsonderhandelingen in strijd met deze gedragsregel geheel aan zijn medewerkster overgelaten. Ook al zou hij - zoals verweerder heeft aangevoerd maar de raad onaannemelijk heeft bevonden - bij de afwikkeling van de zaak van klager daadwerkelijk toezicht hebben gehouden op de werkzaamheden van mevrouw M., dan ontsloeg hem dit niet van zijn verplichting zelf de onderhandelingen te voeren met de verzekeraar. Voor zover in dit klachtonderdeel het verwijt moet worden gelezen dat verweerder onvoldoende toezicht op mevrouw M. heeft gehouden bij de totstandkoming van de schikking, kan de beoordeling daarvan in het midden blijven.

5.4 Verweerder heeft voorts, ondanks het uitdrukkelijk verzoek van klager het schikkingsvoorstel te bespreken met verweerder zelf, nagelaten aan dat alleszins gerechtvaardigde verzoek gevolg te geven. Daardoor is bij klager minst genomen de indruk gewekt dat verweerder zich niet inhoudelijk met de schikking bezig hield en dat hij niet de zorg betrachtte die hij jegens klager in acht behoorde te nemen.

5.5 Anders dan de raad klaarblijkelijk heeft geoordeeld, acht het hof derhalve deze beide klachtonderdelen gegrond. Het hof rekent het verweerder zwaar aan dat hij bij de behandeling van de zaak de belangen van klager niet heeft behartigd op een wijze die een behoorlijk advocaat betaamt. Gelet op de ernst van de aan verweerder verweten gedragingen zal het hof, met eenparigheid van stemmen, de maatregel van berisping opleggen.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 23 juli 2012, voor zover in hoger beroep aan de orde;

en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

 

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, L. Ritzema, G.J. Niezink en W.A.M. van Schendel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Stevens , griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2013.